Amersfoort, Zaterdag 19 december 2020
Als entree in dit nieuwe jaar 1984 nog even een paar foto’s van het bezoek van Stap. Urwyler aan de Hofvijver en het Binnenhof in Den Haag op zaterdag 19 november 1983. Het kabinet Lubbers I was net één jaar in het zadel.
Drie historische foto’s. Bovenste twee: v.l.n.r. Dap. Gijsbert Pos, Stap. Hans Urwyler,
DOudste Wim van Asperen en DAp. Karl Gut (Kaapstad).
In 1984 breekt er na mijn inzetting als Opziener toch een hele nieuwe fase in ons leven aan. Ik kom weer meer in het Brabantse gebied waar ik ben opgegroeid. Ik kom daar bekende mensen tegen. Ik proef nog dezelfde sfeer die ik me uit mijn jeugd herinner. Warm en hartelijk. Een sfeer van de HAZEA. Voor de gemeenten in Limburg geldt hetzelfde. De Voorgangersbijeenkomsten zijn voor mij een ware verademing. Hier zijn een aantal wat oudere Voorgangers die met veel levenswijsheid ons als jonge loten in onze nieuwe verantwoordelijkheden helpen. Een van hen valt wel heel erg op. Mogelijk hebben zijn opgedane moeilijke levenservaringen hem hierin verder gerijpt.
In WO II heeft hij als dienstplichtig Duitse soldaat in het leger aan het oostfront moeten dienen. Hij is pas begin vijftiger jaren als krijgsgevangene uit Sovjet Rusland thuisgekomen. Als familie heeft hij en zijn vrouw ook het nodige meegemaakt. Zij hebben één zoon met het syndroom van Down. Om even een beeld te schetsen hoe hij en zijn vrouw hiermee zijn omgegaan, zijn verhaal bij een medebetuiging tijdens een vergadering voor dienende broeders in Eindhoven voor de beide districten.
In die tijd nog bezocht door een honderdtal broeders. De arbeid ging over ware liefde uit 1 Korinthe 13, het beroemde hoofdstuk over de liefde. Deze Herder diende mee en vertelde het volgende:
“Wij bezoeken regelmatig onze zoon in het tehuis waar hij is opgenomen. Als wij hem begroeten met een omarming en zoen, dan is er ook altijd een andere bewoner die dezelfde aandacht wil. Alleen hij heeft altijd hele grote snottebellen onder zijn neus hangen. Echter hij heeft daar totaal geen benul van. In het begin moest ik altijd even slikken. Maar nu niet meer. Want zijn beperkingen gaan nooit meer over. En wij kunnen gemakkelijk ons gezicht weer schoonmaken…”
Dit verhaal typeert deze Herder helemaal.
Daarnaast zijn er in die tijd ook andere opvallende kenmerken aan deze districten. Amersfoort, de Centrale Administratie, is voor hen letterlijk en figuurlijk – dus ook bestuurlijk ver weg. Ik wil niet zeggen dat zij zich aan hun lot overgelaten voelen. Maar het is zeker waar dat als je dichterbij Amersfoort woont je meer zaken voor elkaar kon krijgen.
Het zorgt er ook voor dat zij zich zelfstandiger ontwikkelen en ook bestuurlijk afstand nemen van Amersfoort. Dit speelt vooral een rol in Limburg en Zeeland. Dit feit ontlokt bij een paar Voorgangers ook de uitspraak: “Als je iets vraagt (aan Amersfoort), krijg je ook een antwoord”. Dus vaak vragen zij niet en bespreken zij als Voorgangers onderling een bepaald probleem of zorg en zoeken gezamenlijk naar een oplossing. Helemaal niet slecht overigens, maar in die tijd in de landelijke visie om tot meer uniformiteit te komen niet altijd gewenst.
In deze periode ben ik ook weer een aantal nestors, dienaren in ruste, tegengekomen die in de jaren ’50 en ’60 van de vorige eeuw een belangrijke rol in mijn jeugd hebben gespeeld. Eén naam wil ik noemen en wel die van Oudste Eldert Bosma. Door het werk in de mijnen is hij wegens stoflongen vroegtijdig afgekeurd.
DOudste Bosma met DApostel Pos
Hij heeft als Oudste de provincies Limburg, Brabant en Zeeland met hart en ziel verzorgd. Niets was hem te veel. Een eenvoudige, eerlijke man, met een hart van goud. Evenals zijn vrouw, tante Liesje, die ons altijd zeer gastvrij heeft verwend.
Hier en daar was hij wel eens kort door de bocht. Tijdens Voorgangersbijeenkomsten stond mijn vader nog wel eens op en zei: “Oudste, ik ben het niet met u eens”. En eigenlijk waardeerde hij dat wel. Het heeft nooit tussen hen beiden tot grote problemen geleid. Integendeel zelfs.
Dus samenvattend kan ik zeggen dat mijn activiteiten in dit nieuwe gebied mij grosso modo veel energie heeft gegeven. Het was een tegenwicht tegen de voor mij persoonlijk extreem moeilijke situaties in het district Arnhem. Waar de meesten an sich ook niet zo veel konden doen. Er was gewoon jarenlang een scheefgroei ontstaan in Apostolisch denken. In mijn oude agenda uit 1984, die ik hiervoor extra heb afgestoft, kwam ik bijvoorbeeld tegen dat een voorganger een afspraak van een huisbezoek had afgezegd. Dat was niet de eerste keer. Het is mij nauwelijks vergund geweest rustig met hem in gesprek te komen.
Of ik kreeg anonieme brieven die qua inhoud zeker van iemand afkomstig moest zijn uit de ‘inner circle’ van de Voorgangers. Brieven vol verwijten. Tragisch. Eerst vond ik dat best moeilijk en laf. Maar ik heb geleerd hiermee om te gaan met de gedachte: “Als er ook maar kernen van waarheid in schuilen, zal ik er over nadenken en deze verwijten ter harte nemen.”
Daarnaast werd er ook meer aandacht gevraagd voor Malta, een kleine gemeente in opbouw. Maar in den lande zelf ook voor mijn functie als Opziener.
Tegelijkertijd had ik ook nog een baan in Wilhelmina kinderziekenhuis in Utrecht. Ik was in opleiding als genetic counselor. Dat vroeg ook heel wat werk en studie.
Ik was gelukkig gezegend met een korte en krachtige slaap. Werkdagen van 10 tot 12 uur waren voor mij geen enkel probleem.
Bij het schrijven van dit hoofdstuk heb ik in diezelfde agenda al mijn afspraken voor werk en kerk nog eens op een rij gezet. Dan kom ik tot een verbijsterende conclusie. Ik stel vast dat mijn vrouw en dochter in dat jaar wel heel erg vaak alleen thuis hebben gezeten. Zij hebben gigantische offers gebracht.
Ook stel ik me nu een aantal vragen die toen nog alleen maar sluimerden. Zeker omdat wij als verantwoordelijken opdrachten uit Amersfoort mee kregen voor bepaalde situaties die je niet zo één op één kon overbrengen. Het waren meer oneliners. Dan zou een ‘ontmoeting’ alleen maar ontaarden in een ‘mismoeting’.
Ik lees dus in deze oude agenda aantekeningen, afkomstig uit landelijke bijeenkomsten, waar ik nu van gruw. Bijvoorbeeld geen deelname aan het avondmaal voor samenwonenden. Of huisbezoeken aan samenwonenden afleggen werden verboden. Ook voor ouderen die door weduwe- of weduwnaarschap toch nog een partner hadden gevonden. Als zij zouden trouwen, zou hun pensioen vervallen of zouden zij daarop gekort worden. Sic! De oproep was heel simpel: “Geloof en je wordt gezegend!?” De enige vraag die hier gesteld dient worden is: zouden degenen die deze eis aan anderen stelden in eenzelfde situatie terechtgekomen zijnde ook zelf zo gehandeld hebben? U mag deze vraag zelf beantwoorden. In ieder geval gold hier al de oproep van Stap. Hans Urwyler dat ieder zijn eigen verantwoordelijkheid heeft. Daar moet de kerk zelf leren daar op een goede wijze mee om te gaan. Daar heb ik vaak mee geworsteld. Ruimte om zulke zaken te bespreken met de leiding lag best heel erg moeilijk. Dus het was vaker tussen allerlei klippen door zeilen.
Aangezien ik in die tijd veel per trein heb gereisd kon ik ook werken, lezen en rustig nadenken. En soms ook slapen… (Ben trouwens éénmaal met de laatste trein Ede voorbijgereden. In Oosterbeek uitgestapt. In een telefooncel mijn vrouw gebeld. Zij heeft me midden in de nacht met onze dochter achterin opgehaald. Ze was niet zo blij…).
In gesprekken met de DApostel heb ik toen vaker naar voren gebracht dat de theologische basis van het Nieuw-Apostolische geloof wel erg smal was. We moesten in die jaren het doen met het boekje ‘Vragen en Antwoorden’. Dat was de theologische basis. De basis was erg smal en weinig uitgediept. Voor de meesten biedt een dergelijk boekwerkje nauwelijks enig houvast. Daar is natuurlijk wel veel om heen geschreven. Hierdoor ontstaat natuurlijk een woud aan eigen interpretaties, die in allerlei verschillende gebieden een eigen kleur krijgen al naar gelang de persoonlijke voorkeuren. Stap. Hans Urwyler heeft in de tachtiger jaren baanbrekende visies voor wat betreft de leer in gang gezet, maar helaas niet kunnen afmaken. Vooral ook om de invloeden van de overgewaardeerde chiliastische ideeën uit de tijd van Stap. J.G. Bischoff te beteugelen en te ontmantelen. Hij is helaas alleen maar toegekomen aan nodige bestuurlijke maatregelen te treffen zoals de invloed van J.G. Rockenfelder terug te dringen. Eerlijkheidshalve dient ook gezegd te worden dat een groot aantal van het toenmalige Districtsapostelen college niets voelde voor zulke ingrijpende veranderingen cq aanpassingen in de leer. Zijn opvolgers hebben deze tijdrovende theologische arbeid wel opgepakt. Zij zijn ook gestart met het ontwikkelen van nieuw lesmateriaal voor de kinderen en de jeugd. Maar om dienaren ook theologisch en pastoraal te scholen, dat was nog een paar bruggen te ver.
Even tussen door: bezoek aan een vermoedelijk) honderd jarige zuster
in Velp op een zondag in mei 1984.
Foto: midden voor Zr. Claessen en links van haar Hr. Kuiper en Pr. Bosman. Met op de achtergrond gemeenteleden uit Velp en Doesburg.
Ik heb dus toen voor mezelf vastgesteld dat de NAK in haar geschiedenis weinig diepgravende theologische artikelen en boeken had voortgebracht. En al helemaal geen bestuurlijke structuren had opgebouwd om aan de willekeur van het moment te ontkomen. En dan bedoelde ik ook het opstellen van criteria en een overzicht van vaardigheden waaraan een broeder bij het ontvangen van een bepaald ambt zou moeten voldoen. Tevens het formuleren van taakomschrijvingen voor dienaren zodat eenieder weet wat zijn taak zal inhouden of verdiepingscursussen aanbieden op het gebied van theologie en pastorale en juist ook diaconale zorg. En hoe ga je kwalitatief goede jeugdzorg aanbieden? Ik heb bovenstaande vaker met de toenmalige Districtsapostel besproken. Deels heeft hij dat ook meermalen beaamd. Maar bij hem overheerste de vrees dat het verstand de werking van de Heilige Geest zou overvleugelen. Dus in de praktijk kwam hier weinig tot niets van terecht.
Het is ook in lijn met hetgeen ik zelf heb ervaren bij mijn in diensttreden op de Centrale Administratie. Op mijn vraag wat mijn taakomschrijving was, kreeg ik een heel eenvoudige handreiking van één zin: “Alles wat de hand te doen heeft”.
In die tijd vond ik deze gang van zaken nogal teleurstellend. En wel des te meer om het project “Allen in Beweging” een meer religieuze basis ter geven in de geest van onze leer. En niet alleen maar een vorm van bezigheidstherapie te starten.
Ik had mij zelf namelijk een aantal vragen gesteld:
1. “Theologie wat is dat?” het Griekse woord ‘Theos’ betekent God. En ‘logos’ betekent woord. Betekent theologie dan spreken over God? Of spreken door God? Bij de eerste betekenis kun je denken aan de uitwerking van de leerstellingen. Aan het systematisch uitwerken en beoefenen van theologische onderwerpen. Maar ook onderzoek naar de uitleg van teksten en verhalen uit de Bijbel. Je probeert je dan te bepalen bij het doen van ware uitspraken over God. En bij de tweede betekenis staan hele andere zaken centraal. Zoals goddelijke openbaringen. Welke rituelen vinden wij erg belangrijk? Zoals het gedenken van de overledenen. Of welke religieuze machten spelen in de kerk een grote rol. Hierbij ga je dus uit van het gegeven dat God zelf ware uitspraken doet. Samenvattend: waar leg je als kerk het accent? Bij spreken over God of dat God zelf ware uitspraken doet. Het is eerste dynamischer dan het tweede.
2. Hoe verhouden ethiek en religie tot elkaar? Je kunt heel goed verdedigen dat religie ethiek is. Het optreden van Jezus Messias was doordrenkt van ethisch denken. En waarom wordt er in de NAK zo spastisch gedaan over ethiek? In feite is ethisch denken universeel. Er zijn sowieso een aantal universele waarden aan te wijzen die gelden voor zowel gelovigen als niet – gelovigen ( als die al bestaan…). En daar zit mijns inziens de pijn. De kerk heeft het begrip ethiek zo naar zich toegetrokken, ingelijfd, dat ethiek van de mens buiten de kerk strijdig is met een ideeën binnen de kerk. Bijvoorbeeld standpunten over abortus en euthanasie.
3. Wat betekent ‘uitverkiezing’ nou? Groepsvorming met meer rechten van God ontvangen? Hoe kun je dat als groep meer verdedigen? Moeten we daar niet een dialoog over opzetten?
Hoe kwam ik bij deze ideeën? Aangezien ik sinds 1984 frequent Malta heb bezocht – een kleine gemeente in opbouw - heb ik me eerst daar het volgende boek aangeschaft: “Catechism of the Catholic Church”. De Katholieke kerk heeft al bijna tweeduizend jaar ervaring met organisatie en theologie. Waar of niet waar de besproken onderwerpen boden mij toen houvast en gaven verwijzingen naar andere interessante boeken. Veel van deze boeken waren op Malta direct te koop in een grote theologische boekhandel van de “M.U.S.E.U.M”, een religieuze organisatie binnen de RK kerk[i] waar Louis Portelli zelf ooit lid van is geweest en mij daar heeft geïntroduceerd. Daar trof ik prachtige boeken aan over diverse theologische onderwerpen. Over ethiek, moraliteit, oecumene en kerkgeschiedenis. In de loop van de tijd heb ik de nodige boeken aangeschaft en ben daarin gaan studeren. Voor mij is het ontstaan en de ontwikkeling van het Apostolische werk in het algemeen in de 19e eeuw veel duidelijker en begrijpelijker geworden.
Uiteraard ben ik in gemeenten vergaderingen voor dienaren, gemeente avonden gaan houden. En ook ouderavonden op districtsniveau. Na een korte jeugddienst het gesprek met jonge mensen aangaan. Centraal stond de dialoog. Dergelijke activiteiten hebben ook grote voordelen omdat je de mensen in de gemeenten veel beter leert kennen.
Wilde perzik
Daarnaast zijn we specifiek in het district Arnhem gestart met taallessen. In navolging van de oproep van Stap. Urwyler talen te leren. Wij hebben diverse leerkrachten van buiten bereid gevonden tegen een kleine vergoeding de eerste beginselen van een taal aan belangstellenden bij te brengen. Zoals Engels, Arabisch en Turks. Zelf hield ik me bezig met Maltees en Arabisch. Het aantal deelnemers aan de verschillende taallessen heeft mijn verwachting overtroffen. Waarom hebben we als werkgroep “Allen in Beweging” gekozen voor deze talen? Engels voor Malta en voor algemeen gebruik. Arabisch omdat er in die tijd het idee was ontstaan om ook naar het Libië van Gaddafi te gaan. Zowel Stap. Urwyler als de Districtsapostel hebben deze plannen toen gesteund. Louis Portelli had namelijk een aantal vrienden die woonachtig waren in Tripoli en Benghazi. Zij waren mogelijk net zo geïnteresseerd in de Apostolische boodschap van de NAK als hij zelf. Achteraf misschien toch wel wat naïef allemaal… Toen wij serieuze pogingen hebben ondernomen om op de Libische ambassade in Malta visa te verkrijgen om “vrienden” in Libië te bezoeken, hebben wij op niet mis te verstane wijze te horen gekregen dat zulks niet gewenst was. En onze paspoorten werden op de grond gesmeten. Oftewel wat denken jullie wel als ‘Christenhonden’ ons land te infiltreren met jullie abjecte ideeën?!
En waarom is voor Turks gekozen? Dat kwam natuurlijk vanwege het groeiende aantal Turkse arbeidsmigranten in Nederland.
Naar aanleiding van de lessen Turks nog een interessant verhaal. Tijdens de lessen ontstonden er ook gesprekken over geloof. In deze groep ontstond een echte vriendschapsband tussen leraar en leerlingen. De leraar bezocht ook regelmatig de diensten in Nijmegen. Op een gegeven moment ben ik door de imam van de Turkse gemeente in Nijmegen uitgenodigd voor een gesprek. Daar vertelde hij mij dat de Turkse islamitische gemeente steeds meer onder druk van de westerse samenleving stond. Zij overwogen hun kinderen in een Christelijke kerk te laten opnemen opdat de religieuze waarden voor hen bewaard zouden blijven. Zij waren enthousiast over de leer van NAK en overwogen hun kinderen in onze kerk te laten dopen. Intern heb ik dit ook besproken en er waren geen directe obstakels. Het is er overigens nooit van gekomen. Maar er was wel een interreligieuze dialoog tot stand gekomen. En dan leven we nu veertig jaar later. Wat een wereld van verschil…
Ook wilde ik het evangeliseren nieuw leven inblazen. De methode van “deurtje bellen” was in die tijd al achterhaald. Daarom dachten wij aan een marktkraam midden op de markt te gaan staan. In Nijmegen werd een proef gestart. Geheel vrijblijvend konden geïnteresseerden flyers of andere brochures ter lezing meenemen. Zoals de bekende brochure “Goddelijke Beloften”. Een aantal gegadigden wilden daar graag hun steun aan verlenen. Het plan was dat wij in dialoog zouden treden met geïnteresseerden. Uiteraard was ik zelf ook van de partij.
Op zondag 2 september 1984 is de Landelijke Jeugddag gehouden in Hoogeveen.
Hierbij was de bekende DApostel Tansahsami uitgenodigd. Als eerbetoon aan onze gast is een gamelan orkestje geformeerd. Op alle aanwezigen heeft hun bijdragen diepe sporen nagelaten.
Deze Apostel is voor de Indische gemeenschap in Nederland een icoon geweest.
Hij heeft altijd hun brieven en telefoontjes beantwoord. En was voor hen een echte vader. Aangezien zijn vrouw zich in Nederland onder medische behandeling moest stellen, zijn zij langere tijd in Nederland gebleven. De familie Tansahsami heeft zich toen overigens niet verveeld. Zij hebben vele bezoeken afgelegd bij Indische families. En de Apostel werd door ons op sleeptouw genomen zodat hij in vele gemeenten in Nederland heeft gediend. Hierbij een paar foto’s:
Boven: DO Mik, DEv Tielens, DEv Blink en beide Apostelen
Midden: DAp Tansahsami bij ons thuis in Ede
Onder: Bezoek aan de nieuwe kerk in Den Bosch
Beste Gerrit, in deze blog neem je me weer helemaal mee naar die goeie ouwe tijd van de hartelijke familiesfeer met de broeders en zusters van de HAZEA zoals ik die in mijn jeugd ook heb ervaren. Helaas had jij later in het district Arnhem nogal eens andere ervaringen, iets wat ik gelukkig amper zelf heb ervaren. Je geeft wel aan dat er wellicht terechte oorzaken zouden zijn (geweest), die dat konden veroorzaken, maar daar leg je verder de vinger niet op. Zelf heb ik wel een vervelend voorval ervaren. In de tijd dat Herder van Baren voorganger was in Apeldoorn had zijn dochter meegedaan aan een miss-verkiezing, geen idee verder waarvoor. Het bleek echter dat dit niet door de…
Merkwaardig dat bij jou, Gerrit, in de NAK dezelfde dingen begonnen te wringen als bij ons in apgen, bijvoorbeeld de oneliners als pastorale antwoorden op hulpvragen, verouderde jeugdzorg, de uitverkiezingsgedachte en de huis-aan-huis-evangelisatie.
Bijzonder vind ik de bereidheid om Turks en Arabisch te leren, en de contacten met de imam en moslimfamilies. Mooi dat er bij alle verstarring toch ook altijd eenvoudige, liefdevolle en geïnspireerde mensen waren.