HEMEL OF HEL
Amersfoort, 30 oktober 2024
Update 31 oktober 2024

En nu! Voor vele gelovigen is dit een heel normaal onderwerp. Maar is dat wel zo? Ik wil graag dit blog vanuit de religieuze betekenis van de uitdrukking bespreken. Hoewel in de uitsmijter ook nog kort stil sta bij een andere betekenis van deze woorden.
Onderstaande bijdrage wil alleen een “Denkanstosse” zijn. Het zijn mijn diepere persoonlijke gevoelens, die versterkt zijn na het lezen van vele artikelen en boeken over dit onderwerp. Graag wil ik duidelijk stellen dat ik ieders persoonlijke overtuiging respecteer en niemand in zijn of haar overtuiging of geloof wil kwetsen.
Daar gaan we dan.
Donderdag 25 juli liep ik in onze stad naar de start van de Pride Walk. Samen met een aantal mensenrechtenactivisten van Amnesty International zouden wij meelopen en onze banner tonen. Terwijl ik links af de winkelgalerij betrad werd me een folder aangereikt met de opvallende tekst:
"Hemel of hel? Waar ga jij heen?"
Ik weet niet of het toeval was. Maar het zou me niet verbazen dat deze persoon bewust een tegengeluid vanuit zijn Christelijk geloof wilde laten horen. Dat is natuurlijk zijn goed recht in een vrij land als het onze.
Deze oneliner komt bij mij wel binnen. Waarom dan? Nou vooral vanwege de grote stelligheid. Zoals de tekst "Hemel of hel" al uitdrukt zit er weinig nuance tussen. Het is zwart of het is wit zegt de volgende zin die eindigt met een vraagteken: "Waar ga je heen?" "Na je dood?" vul ik dan aan. Daar wordt verder niets over gezegd. Zonder enige uitleg word ik dus geconfronteerd met "Een Waarheid" die niet de mijne is. Maar goed ik onderdruk enige onrust in mezelf. Je kunt en mag je eigen verleden niet loochenen. Ik heb daar wel afstand van genomen, maar toch speelt dat in dergelijke situaties een bepaalde ondefinieerbare rol mee. Ik probeer indachtig de woorden van de Joodse bekeerling Paulus uit 1 Thessalonicenzen 5:21 eerst verder te onderzoeken wat deze goedwillende gelovige als boodschap aan een toevallige passant wil overbrengen. Of is er geen sprake van een toevallige passant? Wordt alles gestuurd door een hogere macht die bepaalt jij bent goed en jij bent slecht? Of er is maar één Waarheid. Één weg die ten leven leidt? Nee, daar heb ik altijd grote weerstand bij gevoeld. Gezien de enorme diversiteit in culturen, religies en levensbeschouwingen op onze stip in het oneindige heelal lijkt me dat zeer onwaarschijnlijk. En laten we wel wezen, ik zou daarmee ook vele andere mensen kwetsen en uitsluiten. Daar heb ik het recht niet toe. Maar wel heb ik altijd grote waarde gehecht aan een aantal opvattingen van Jezus van Nazareth beschreven in een aantal Evangeliën. Naast deze bijzondere figuur zijn er nog vele andere grote denkers en doeners geweest die hele bijzondere dingen hebben gezegd en gedaan. Het boek van Laurens ten Kate en Marcel Poorthuis "25 Eeuwen Theologie[ii], teksten en toelichtingen" is hier een klein voorbeeld van. De daarin opgenomen voorbeelden spelen zich hoofdzakelijk af rond de drie grote monotheïstische religies Jodendom, Christendom en Islam. Een prachtig naslagwerk. Waar de schrijvers vooraf de lezer duidelijk maken: “We stellen vragen, aan antwoorden doen we niet”.
Daarnaast zijn er ook vele andere grote en kleine religieuze stromingen. Zoals het Boeddhisme, Hindoeïsme, Zoroastrisme en vele anderen met hun eigen voorstellingen over hemel en hel. Over leven na dit leven. Verderop onder 4. Andere culturen heb ik nog een link toegevoegd naar een site met veel informatie over dit onderwerp.
Terug naar de kortstondige ontmoeting met de persoon die mij een flyer overhandigde. Hier volgt de achtergrondinformatie in de flyer:
"Zijt gegroet! Het leven hier is kort." Dat suggereert dat er nog een ander leven is. Zonder einde. Een eeuwig leven. Vroeger dacht ik dat ook. Nu ligt dat voor mij veel genuanceerder. Maar zo was ons dat met de paplepel ingegoten. Is daar überhaupt enig substantieel bewijs voor? Of zijn dat vage en discutabele aannames? Hier ligt direct al een cruciaal risico op de loer. Met de uitspraak 'het leven is kort' wordt gesuggereerd dat het aardse leven niet de grootste waarde heeft. Als zou dit aardse leven een eerste station zijn op weg naar iets groots. Het leven van de mens is en blijft kwetsbaar. In wezen weet je nooit of je morgen nog in leven bent. Dat is en blijft een grote onzekerheid. De mens hunkert in zijn algemeenheid naar vastigheid, en is zijn hele leven al op zoek naar een THUIS waar hij VEILIG is. Dan zou het hemelse leven het ultieme doel zijn, waar de mens zijn uiteindelijke bestemming vindt in het al goede, een eeuwig THUIS, een eeuwig leven zonder de dood, verlost van het kwaad. Het is dus niet verwonderlijk dat de mens met deze verlangens goden creëert om te ontsnappen aan deze grote onzekerheid. De religie wordt geboren. Waarheden worden geschapen en verkondigd. Is die ene waarheid van mijn passant werkelijk een garantie?
De titel “Hemel of Hel” suggereert nog iets anders wat bovenstaande samenvat. Dat er een relatie is met twee andere tegengestelde begrippen “Goed en Kwaad” en “Smalle en Brede weg”. Oftewel de Hemel kan de mens alleen bereiken via de Smalle weg door het Goede na te streven en het Kwaad af te zweren. Ondanks “25 eeuwen theologie” heb ik na lezing daar nooit enig sluitend bewijs voor gevonden. Alleen ben ik voorstellingen van de zoekende mens tegengekomen die als een rustpunt kunnen dienen in een turbulente wereld waar hij zekerheid veelal ontbeert.
"Het kan heel snel komen en gaan" vervolgt het vlugschrift. "Onze zielen zijn zo belangrijk voor onszelf en voor God". Een hele interessante zin, maar is de onderbouwing van deze stelling wel voldoende houdbaar? Nu volgen een paar bijbelteksten die hier toch wel enige duidelijkheid over zouden moeten verschaffen.
"De Bijbel zegt: "Want wat baat het een mens, zo hij de gehele wereld gewint, en lijdt schade zijner ziel? Of wat zal een mens geven, tot lossing van zijn ziel" ( Mattheus 16:26). In de NBV staat in vers [26] "" Wat heeft een mens eraan de hele wereld te winnen als hij er het leven bij inschiet? Wat zou een mens niet overhebben voor zijn leven? En in de Naardense Bijbel staat: "Want wat zal het een mens baten als hij de hele wereld wint maar het bekoopt met zijn ziel? En wat kan een mens geven in ruil voor zijn ziel?" Allemaal verschillende interpretaties van één Bijbelvers. Persoonlijk voel ik me het meest thuis bij de Naardense vertaling van Pieter Oussoren uit 2006. Omdat in deze tekst nadrukkelijk de grote waarde van het leven op onze moeder aarde wordt benadrukt. Wat er na onze dood gebeurt weten we vanuit betrouwbare bronnen weinig tot niets om enig houvast daaraan te hebben. Deze tekst blijft ook dicht bij de tekst in de aloude Hebreeuwse Bijbel die wij het Oude Testament noemen.
In de uiteenlopende interpretaties van Bijbelteksten word ik nog gesterkt door de recente publicatie van een grote encyclopedie over de geschiedenis van het vroege Christendom. Zij is op 18 september 2024 aan paus Franciscus is aangeboden. Dit megagrote project is in de afgelopen vijftien jaar samengesteld onder leiding van hoogleraren Bert Jan Lietaert Peerbolte en Paul van Geest. Ongeveer 650 wetenschappers van over de hele wereld hebben meegeschreven aan deze encyclopedie. De officiële naam van deze verzameling heet de “De Brill Encyclopedia of Early Christianity”. Zij telt zes delen van in totaal ongeveer 5000 pagina's, met daarin 1350 beschreven onderwerpen. Het boekwerk gaat over de periode tot het jaar 600 na Christus. Vroege christenen bakkeleiden heel wat af, kopt Dagblad TROUW[iii]. Het vroege christendom was heel gevarieerd en pluriform. Maar ook een leeuwenkuil… Of hun bekken gesnoerd waren verhaalt de geschiedenis niet:

Daniël in de leeuwenkuil, een zesde-eeuws mozaïek dat gevonden werd vlak bij Tunis, Tunesië. Beeld Getty Images
Terug naar de kortstondige ontmoeting met de persoon die mij een flyer overhandigde. Hier volgt de achtergrondinformatie in de flyer:
"Zijt gegroet! Het leven hier is kort." Dat suggereert dat er nog een ander leven is dat heel erg lang duurt of eeuwig zou zijn. Vroeger dacht ik dat ook. Maar is daar enig substantieel bewijs voor? Of zijn dat vage en discutabele aannames. Hier ligt direct al een risico op de loer. Hier wordt gesuggereerd dat het aardse leven niet de grootste waarde heeft. Maar het eeuwige leven na dit leven op aarde. Ondanks 25 eeuwen theologie is daar nooit enig sluitend bewijs voor gevonden. Want laten we eerlijk zijn, de mens hunkert naar vastigheid, hij is zijn hele leven al op zoek naar een THUIS. Is die ene waarheid werkelijk een garantie?
Het wordt nog spannender als de schrijver van de flyer vervolgt met: "Onze ziel zal naar de hemel gaan, een plaats van het paradijs, of de hel, en in de eeuwige pijniging zijn". Met alle respect, maar mijn haren rijzen hier te berge.
Deze zin lijkt te verwijzen naar religieuze overtuigingen over het hiernamaals. In veel religies wordt gesproken over een hemel en een hel, waar de ziel na de dood naartoe gaat. De hemel wordt vaak beschouwd als een plaats van vreugde, vrede en beloning voor de rechtvaardigen, terwijl de hel wordt gezien als een plek van lijden en straf voor de zondaars. De exacte interpretatie kan variëren afhankelijk van de religieuze context. Is er iets specifieks waarover je meer wilt weten?
Er zijn diverse opvattingen over het hiernamaals, afhankelijk van culturele en religieuze contexten. Hier zijn enkele voorbeelden:
Griekse Mythologie:
De Grieken geloofden dat het dodenrijk een donkere ruimte was onder de aarde, waar de schimmen van de gestorvenen rondzwierven.
Rechtvaardigen gingen naar de Elyseïsche Velden (een paradijselijke plek), terwijl onrechtvaardigen in de Tartarus een eeuwigdurende straf ondergingen.
De rivier Styx scheidde het dodenrijk van het rijk der levenden, en de veerman Charon bracht zielen over.

De term gehenna komt 12 keer voor in het Nieuwe Testament. In het Christendom worden sommige uitspraken van Jezus waarin Gehenna wordt genoemd opgevat als een verwijzing naar een plaats van eeuwige bestraffing en lijden: Wie "Dwaas!" zegt, zal voor het vuur van de Gehenna komen te staan. (Mt.5:22) Hoe denken jullie te kunnen ontkomen aan een veroordeling tot de Gehenna? (Mt. 23:32) Je kunt beter verminkt het leven binnengaan dan in het bezit van twee handen naar de Gehenna gaan, naar het onblusbare vuur. ... Je kunt beter kreupel het leven binnengaan dan in het bezit van twee voeten in de Gehenna geworpen te worden. ... Je kunt beter met één oog het koninkrijk van God binnengaan dan in het bezit van twee ogen in de Gehenna geworpen worden, waar de wormen blijven knagen en het vuur niet dooft. (Mk. 9:42-48) In oudere Bijbelvertalingen in het Nederlands wordt Gehenna daarom vaak vertaald met "hel". |
Joodse Opvattingen:
Ludo Abicht[vi] - Sterven en dood in het jodendom (DBNL "Streven" Jg (1999)
Afkomstig uit België. Hij publiceerde over filosofie, ethiek, joodse cultuur, interculturaliteit en het Midden-Oosten.
Uit de geschriften van het Nieuwe Testament weten we dat er ten tijde van Jezus joden waren die niet geloofden in een leven na de dood. In de Hebreeuwse bijbel, de joodse Thora, vinden we pas in het late boek Daniël (2e eeuw v.C.) een expliciete verwijzing naar een leven na de dood: ‘Velen van hen die slapen in het land van het stof zullen ontwaken, sommigen om eeuwig te leven, anderen om de vernedering van een eeuwige schande te ondervinden’ (12,2). In de Alexandrijnse Bijbelvertaling, de Septuagint (2e eeuw v.C.), lezen we: ‘De schepper van de wereld... zal jullie de levensadem teruggeven’ (Tweede Boek Makkabeeën, 7,23). Maar dat boek staat niet in de joodse canon van geïnspireerde boeken. In de Thora gaat alle aandacht naar hier en nu op aarde, het hier-na-maats liet de vrome jood in Gods handen. Pas met de Jodenvervolging door Antiochus IV Epiphanes (175-164) en de daarmee gepaard gaande apocalyptiek leefde de eschatologie op, de leer aangaande het lot van de mens na de dood. Zo werd het ‘eeuwig leven’ geëxpliciteerd door de vromen, de farizeeën, maar voor de sadduceeën was het geen geloofspunt. Marcus 12,18: ‘En er kwamen ook sadduceeen naar Jezus toe. Die ontkennen dat er een opstanding is’. Handelingen 23,8: ‘Sadduceeën zeggen dat er geen opstanding is, en geen engelen en geesten, maar farizeeën erkennen zowel het een als het ander’.
Volgens de rabbijnse teksten blijft de ziel twaalf maanden na de dood in contact met het lichaam, waarna de zielen van de rechtvaardigen naar de tuin van Eden gaan, en die van de goddelozen haar de Sjeol of hel. Op de dag van de verrijzenis keren de zielen terug in het stof, waarmee ze opnieuw een lichaam vormen dat dan zal opstaan in de verrijzenis. Het is echter niet duidelijk of dat alleen geldt voor de rechtvaardigen of voor alle mensen. In die toekoffisfige wereld ‘zal er geen eten of drinken zijn, geen voortplanting, geen handel en geen haat, geen jaloersheid en conflict, maar de rechtvaardigen zullen bekroond worden en deelnemen aan de heerlijkheid van de goddelijke Aanwezigheid’.
In de Middeleeuwen hebben joodse filosofen en schriftgeleerden nagedacht over de juiste invulling van dit geloof in de verrijzenis en het eeuwig leven. Vandaag geloven de orthodoxe joden vast aan de onsterfelijkheid van de ziel en de uiteindelijke verrijzenis, terwijl de ‘gereformeerde’ joden alleen maar geloven aan een of andere vorm van geestelijk leven na de dood en daarom de nadruk leggen op het belang van het leven hier op aarde. Deze tegenstelling wordt echter overbrugd door de hoop, zoals die wordt uitgedrukt door de Amerikaans-joodse denker Arthur Hertzberg:
‘Joodse gelovigen hebben een blijvend geloof in de komst van de Messias. In wereldse termen is dat drama van het einde der tijden - een periode van universele vrede - de grootste creatie van de joodse geest. Maar of de messiaanse gedachte nu God als middelpunt heeft of de mens - de gedachte zelf staat centraal in het joodse bewustzijn. Aan het einde der tijden zal een betere wereld verrijzen, en een toekomstige generatie zal die glorieuze tijd meemaken. Zolang die hoop voortleeft, zullen de joden blijven bestaan.’

Christendom:
Een interview met Pieter v.d. Horst met de titel “Een proces van loutering”. (Rondom het Woord, 39/1.)
Hij was hoogleraar exegese van het Nieuwe testament, literatuur en van het vroege Christendom en de Joodse en Hellenistische wereld aan de universiteit van Utrecht. Kortgezegd was hij classicus en judaïst[vii].
De hel komt in het Oude Testament helemaal niet voor. Paulus en Johannes bieden geen uitgewerkte voorstelling van de hel en ook Jezus legt er in zijn prediking niet de nadruk op. Toch is de christelijke definitie van de hel een plaats van eeuwige straf. Al blijkt uit de christelijke geschiedenis dat die eeuwigheid vaak ter discussie stond. Mensen die slecht geleefd hebben, zullen daar zeker consequenties van ondervinden, maar of dat voor eeuwig is?
Wat is de hel?
Een algemeen geaccepteerde definitie voor de hel is: een door God ingestelde plaats van eeuwige straf voor de slechten na hun dood. Het gaat om een straf die rechtvaardig moet zijn. En als het gaat om een straf die niet door mensen zelf kan worden uitgevoerd, dan moet die in handen van God worden gelegd.
Dat is ook precies wat er is gebeurd in de geschiedenis van het ontstaan van het geloof in de hemel. In de kringen waarin het geloof in de hel is opgenomen, is men tot de conclusie gekomen dat het alleen God kan zijn die de definitieve straf bepaalt. Daarom is Hij degene die die plaats heeft ingesteld.
Waar is die plaats?
Dat varieert van cultuur tot cultuur. In de vroegste Hellenistische voorstellingen (en dan maakt het niet uit of je het hebt over de Egyptenaren, over de Israëlieten of over de Grieken) is de hel bijna altijd onder de aarde. Later is er soms sprake van de hel boven de sterren.
Het is een plaats voor slechte mensen. Wie zijn er slecht?
Ook dat varieert. Grosso modo kun je zeggen dat in alle antieke culturen de slechten degenen zijn die onrechtvaardig leven, die zich niet houden aan de normen van God of van de goden. In een later stadium -als er christelijke ideeën over de hel worden ontwikkeld- komt daar een nieuw element bij, namelijk dat ook degenen die “verkeerd” hebben geloofd, slechte mensen zijn.
U zegt dat het om een eeuwige straf gaat. Wat is eeuwig?
Eeuwig is altijddurend, In de antieke wereld zijn echter ook milieus aan te wijzen waarin wel van een hellestraf sprake is, maar die is tijdelijk. Die straf wordt op een gegeven moment omgezet in vernietiging, de vernietiging van de zondaar. Daarmee is dan ook het einde van de straf bereikt. Dat zie je bijvoorbeeld bij Egyptenaren, maar ook nog in bepaalde Joodse en vroegchristelijke kringen.

Samuels[viii] geest opgeroepen Saul zocht vergeefs contact met JHWH via de Urim en Tummim en profeten. Daarom bezocht hij de geestenbezweerster van Endor. Op verzoek van Saul riep zij de geest van de overleden Samuel op, waarop deze verscheen. Samuel profeteerde Saul dat hij de volgende dag zou sterven, hetgeen gebeurde (1 Samuel 28, 31).
Schimmig bestaan.
Wanneer komen we voor het eerst voorstellingen van de hel tegen?
Dat duurt vrij lang. In de vroege schriftculturen, dus bij de Soemeriërs, de Assyriërs, de Babyloniërs en de Egyptenaren, vind je het aanvankelijk nergens. Pas in de tweede helft van het tweede millennium voor Christus kom je in de Egyptische cultuurkring voor het eerst een voorstelling tegen van een straf voor slechten na hun dood. En dan is dat ook alleen nog maar een tijdelijke straf, die wordt omgezet in de vernietiging van het slechte individu.
In het algemeen gezegd: de hel komt in het Oude Testament niet voor. Er wordt wel volop gesproken over de onderwereld, maar dat is niet de hel. Het is een plaats van somberheid, donkerheid en duisternis. Het is een schimmig bestaan waar weinig vreugde te beleven valt na de dood, maar het is een neutrale plaats. Iedereen gaat daarnaartoe, arm en rijk, hoog en laag opgeleid, goed en slecht. Iedereen komt op dezelfde plaats terecht, Dus is het geen oord van straf. Het is in zekere zin wel een straf om er terecht te komen. Maar het is het lot van allen; er wordt niet gedifferentieerd.
In de allerlaatst geschreven gedeelten van het Oude Testament zie je voor het eerst een voorstelling van een straf voor de slechten na dit leven. Dan heb ik het bijvoorbeeld over Jes. 26, een laat geschreven gedeelte van het Oude Testament, misschien in de -3 e eeuw voor onze jaartelling. En in Dan 12, uit de 2e eeuw voor onze jaartelling, vind je voor het eerst een niet uitgewerkte gedachte dat er na de dood een scheiding plaats vindt tussen de mensen, tussen goeden en slechten, met een dienovereenkomstig lot. Maar dat is nog heel onontwikkeld.
In de Hellenistische periode, de periode tussen het schrijven van de laatste boeken van het Oude Testament en het ontstaan van het vroege christendom, wordt -waarschijnlijk voor een deel onder Griekse invloed- de voorstelling van een hel als plaats van straf in het Jodendom uitgewerkt. In het boek 1 Henoch -een van de belangrijkste Joodse nabijbelse Apocriefen die is ontstaan in de 3 e tot de I e eeuw voor onze jaartelling- zie je daarvan een voorbeeld. Daar is voor het eerst sprake van een eeuwige straf.
Er zijn wel andere Joodse geschriften waarin sprake is van een andere differentiatie van het lot van de mensen na hun dood. Sommigen gaan naar het eeuwige leven, anderen worden vernietigd. Zij krijgen dus geen deel aan dat eeuwige leven. Dat is dan hun straf, maar dat is natuurlijk niet een hel.
In de ontwikkeling van het geloof in een hel in het nabijbelse Jodendom zijn er allerlei stromingen, ook hele sceptische in de zin van een totaal afwijzen van elke vorm van dit geloof.
De Sadduceeën bijvoorbeeld geloofden überhaupt niet in enige vorm van leven na de dood, ook niet in een straffend oordeel. Er was geen eenstemmigheid over het lot van mensen na hun dood. Het denken daarover is in de periode tussen Oude en Nieuwe Testament heel erg op gang gekomen, Op het moment dat het christendom ontstond, waren er allerlei modellen.
Worsteling.
Het Joodse denken heeft invloed ondergaan van het Griekse denken. Hoe werd er in de Griekse wereld over de hel gedacht?
Het is interessant te zien dat in de Griekse cultuur een soortgelijke ontwikkeling te zien is als in het Oude Testament. De Hades, de Griekse onderwereld, was aanvankelijk een neutrale plaats waar iedereen terechtkwam. Het was een schimmig, somber, naargeestig oord: Die voorstelling vind je bij alle vroege auteurs. Homerus heeft echter in die Hades een klein hoekje gereserveerd voor grote boosdoeners, zoals Tantalus en Sisyfus. Deze twee aarts schurken kregen na hun dood een straf opgelegd. Voor alle andere mensen, voor de kleine criminelen én voor de goeden, was het lot hetzelfde: ze kwamen in de Hades. Dat bleef eeuwen zo.
In de loop van de 574e eeuw voor Chr. kwam er bij de Grieken een voorstelling op van een differentiatie van het lot van de mensen na de dood. Waarschijnlijk is dat voor het eerst in ideeën die vooral in de Pythagoreïsche kringen leefden, maar die werden teruggevoerd op de mythische zanger en dichter Orpheus (van wie in Griekenland werd gedacht dat hij zijn ideeën uit Egypte had gehaald, waar we voor het eerst voorstellingen van een straf na de dood tegenkomen). In die kringen wordt beweerd dat de ziel onsterfelijk is en dat er na dit leven nog een leven komt dat ook een vorm van straf kan aannemen.
Deze Pythagoreïsche kringen hebben een sterke invloed op Plato uitgeoefend. Plato is dan ook de eerste die heel uitdrukkelijk zegt dat de onsterfelijke ziel na dit leven een eeuwige straf kan ondergaan. Maar Plato's tegenstanders, onder andere de Sofisten, vonden dat het dreigen met hellestraffen een klassiek geval van priesterbedrog was 'Op zo'n manier kun je mensen in het gareel houden'. Zij prikten er gewoon doorheen,
Hoe is het te verklaren dat dit proces op gang komt in de Oude Wereld?
Ik denk dat je dat moet zoeken in het feit dat men twee dingen niet bij elkaar kon krijgen: de onderwereld en het begrip gerechtigheid. Of je het nu hebt over Griekenland of over Israël, men geloofde in het bestaan van een onderwereld, een vaag schimmig bestaan van alle mensen na de dood, én men geloofde in gerechtigheid. Die twee concepten komen hoe langer hoe meer met elkaar op gespannen voet te staan. Dat kun je in Griekenland zien, je kunt het ook heel duidelijk in het Oude Testament zien.
In de vroegere literaire lagen van het Oude Testament vind je nog volop de voorstelling dat een mens die leeft naar Gods geboden en zich houdt aan Zijn verbond, door God in dit leven daarvoor beloond zal worden. De ervaring wees natuurlijk uit dat dit een beetje te optimistisch was. Je ziet de worsteling daarover in de loop van de eeuwen hoe langer hoe acuter worden. Denk aan Ps. 73: de wanhopige schreeuw over het raadsel van de voorspoed der goddelozen. Denk aan het boek Prediker waarin geworsteld wordt met het gegeven dat het lot van allen uiteindelijk hetzelfde is of men nu goed of slecht geleefd heeft. Job die er zich in al zijn leed niet bij neer kan leggen dat als hij dood -zal zijn, hij hetzelfde lot zal ondergaan als ieder ander, terwijl hij een leven heeft gehad met zoveel ellende. Hij eist bij wijze van spreken een eind aan het idee van een neutrale dood, maar hij legt zich er nog bij neer.
Die worsteling kom je overal tegen. De mensen vinden het op een gegeven moment niet rechtvaardig meer dat als goddelozen een leven hebben gehad in voorspoed en degenen die zich aan Gods geboden hebben gehouden, tegenspoed hebben gehad, dat dat dan niet op een of andere manier wordt gecompenseerd. Dan ontstaat langzamerhand dat concept van een tweedeling in het lot van de mensen na hun dood. Overigens zit daar een element van wishful thinking en van sublimering, van een behoefte aan wraak, in. Dat de tegenstanders, de onderdrukkers, de grote vijanden van het Godsvolk die hun leven lang voorspoed hebben, niet gewroken worden, dat is onverteerbaar.

Hemel en Hel volgens Jeroen Bosch
Beelden van vuur.
Je kunt in het Nieuwe Testament, maar wel in mindere mate dan in het Jodendom uit de nieuwtestamentische periode (omdat je in die tijd binnen het Jodendom nog kringen had die iedere gedachte aan een hel of een straf na de dood afwezen), een veelheid van stemmen horen.
In het Nieuwe Testament is een tweedeling van het lot van de mensen na de dood bij alle auteurs aanwezig, maar daarbinnen is een grote speelruimte. Paulus bijvoorbeeld heeft het in feite nooit over de hel, Als hij spreekt over het lot van de mensen na hun dood, dan is daar wel een tweedeling, maar nooit in termen van eeuwig leven en eeuwige straf. Hij spreekt wel over eeuwig leven en eeuwig heil. Dat woord eeuwig reserveert hij voor het leven en het heil, nooit voor de straf. Als hij het heeft over de negatieve kant van de tweedeling in het lot van de mensen na de dood, spreekt hij daarover in termen van vernietiging. De Griekse woorden die hij gebruikt zijn apôleia en olethros. Deze zijn in de Bijbelvertaling vaak vertaald met verderf en traditioneel wordt dat opgevat als een eeuwige hellestraf, maar dat zegt Paulus niet.
Als Paulus zegt dat de boosdoeners het Koninkrijk Gods niet zullen beërven, dan zegt hij daarmee niet dat zij eeuwig zullen worden gepijnigd in de hel, Wat hij zegt, is dat zij niet zullen worden opgewekt bij het einde der tijden en dus niet zullen delen in die heerlijkheid van het koninkrijk Gods, Of dat zij wel zullen worden opgewekt, maar dan worden vernietigd en dus worden uitgesloten van het eeuwige heil. Vandaar ook dat hij kan zeggen dat God uiteindelijk alles in allen, of alles voor allen zal zijn (1 Kor 15). Dat kan alleen maar als degenen voor wie dat niet geldt, er ook niet meer zijn,
Net als Paulus spreekt ook de evangelist Johannes over die tegenoverstelling van enerzijds eeuwig leven en anderzijds vernietiging. Bij andere auteurs van het Nieuwe Testament vind je echter wel een uitgewerkte voorstelling van de hele
Als je wilt weten hoe Jezus dacht over de hel of over het lot van mensen na de dood, moet je dat zoeken in de synoptische evangeliën (Marcus, Mattheus en Luks)[ix]. Want die spreken alle drie heel duidelijk en onomwonden over een eeuwige straf. De hel wordt beschreven als een plaats van eeuwige straf, meestal met beelden van vuur. Die overeenstemming tussen de drie synoptische evangeliën kun je alleen maar verklaren door aan te nemen dat Jezus zelf in deze termen heeft gedacht en zich dus aansloot bij die stromingen in het Jodendom die niet alleen een tweedeling zagen in het lot van de mensen na hun leven, maar ook in het evenwicht tussen eeuwig leven en eeuwige straf.
Het bekendste voorbeeld is Mt. 25, met de gerichtsscène waarin de volkeren voor de Mensenzoon op zijn rechters troon verschijnen en waarbij de ene categorie naar het eeuwige leven en de andere categorie naar de eeuwige straf gaat.
Die keren dat Jezus spreekt over een eeuwige straf en de hel als een plaats van eeuwige straf, krijg je geen beschrijving van hoe het ertoe gaat. Er ligt totaal geen accent op in de prediking van Jezus. En als Jezus spreekt over het soort mensen dat uiteindelijk in de hel belandt, dan zijn dat degenen die slecht hebben geleefd. Mensen die de armen, de hongerigen en de naakten niet tegemoet zijn gekomen in hun noden. Het gaat niet om mensen die niet goed hebben geloofd. Dat is een latere ontwikkeling in het christendom, maar reeds te vinden in de latere geschriften van het Nieuwe Testament (Judas, 2 Petrus en 2 Thess.).

Meer dan driekwart van de Marcustekst is te vinden in zowel Mattheüs als Lucas en bijna alle Marcustekst is te vinden in minstens een van beide andere synoptische evangeliën. Verder hebben Mattheüs en Lucas bepaalde tekst gemeen die niet in Marcus staat. |
Speciaal wil ik nog de 'Hellevaart"[ix] van Jezus van Nazareth benoemen:
Het verhaal over zijn afdaling naar de onderwereld werd onderwezen door theologen in het vroege Christendom. Deze voorstelling wordt gebaseerd op Efeziërs 4:9 en 1 Petrus 3:19. De algemene Christelijke kerken beschouwen dit verhaal nu als een latere toevoeging.
Hel op aarde.
Er zijn nog velen die de hel blijven hanteren als een element van dreiging, waarmee je de mensen die daarin geloven, in het gareel kunt houden Ik vind het heel verwerpelijk om daar op die manier mee om te gaan.
Daarom is het goed dat we vanuit de theologie, vanuit de Bijbelwetenschap en vanuit de godsdienstwetenschap aan de mensen duidelijk maken hoe zo'n concept is gegroeid en door welke factoren die groei wordt veroorzaakt. En ook dat het er niet altijd is geweest, want dat relativeert het. Daarmee wil ik niet zeggen dat je daarmee nu elke vorm van een geloof in een tweedeling in het leven na de dood moet opgeven. Dat is een andere kwestie.
Je blijft altijd zitten met het probleem van de theodicee[x] ( Een theodicee is een argumentatie die een rechtvaardiging moet zijn voor (het geloof in het bestaan van) een God die zowel volmaakt goed als almachtig is, terwijl er toch kwaad in de wereld bestaat (het probleem van het lijden). Wat doet God aan een leven van een rechtvaardig of een onschuldig iemand, een leven dat alleen maar heeft bestaan uit ellende en waarvoor nooit iets is gecompenseerd? Wat doet God in het leven van een ellendeling die levens van andere mensen kapot heeft gemaakt en die rustig in rijkdom is gestorven? Die vragen blijven.
Voor de beantwoording van die vragen hoef je niet per se terug te grijpen op antieke mythologische voorstellingen. Die beelden van een vlam of een poel van vuur waarin mensen eeuwig moeten kermen van pijn, te vinden in het Egyptische dodenboek en bij de oude Orphici zijn tijdgebonden voorstellingen. Ik zou me kunnen voorstellen dat er voor mensen die slecht hebben geleefd, na de dood één of ander proces van loutering zal zijn dat niet eeuwig is. Dat is echter speculatie, En verder dan speculeren over wat ons te wachten staat na de dood, komen we niet.
Ik geloof zelf niet in een eeuwige marteling. De kerkvader Origenes wees het concept van een eeuwige straf radicaal af, omdat het volgens hem fundamenteel strijdig is met het meest wezenlijke in God, namelijk Zijn goedheid.
Ook al is er grote twijfel over het bestaan van een hel na dit leven, het woordje 'hel' kom je in ons woordgebruik nog tegen. Sommigen zeggen dat de hel op aarde is, in gebieden als Bosnië en Ruwanda (GJS: anno 2024 zouden wij nu spreken over Gaza, Libanon en Sudan). Kom je dat ook tegen in de klassieke oudheid?
Ja, maar heel sporadisch. Er zijn enkele antieke denkers geweest die zo'n voorstelling hebben gehad, bijvoorbeeld Lucretius, die in zijn ontmythologiserende leerdicht De rerum natura zegt: als je al een voorstelling van een hel wilt vasthouden, moet je dat doen in termen van wat een mens zichzelf aandoet, door niet alleen verkeerd te leven, maar ook verkeerd te denken. En de ergste vorm van hel op aarde vindt hij, dat mensen zichzelf angst aandoen door in een hel in letterlijke zin te geloven.

Jeroen Bosch[xi] “Hemel en Hel”
Andere Culturen:
Oude Egyptenaren, Azteken en Chinezen hadden verschillende opvattingen over het hiernamaals. Onderstaande link besteedt uitgebreid aandacht aan deze en andere culturen:
Vikingen streden tot het laatste moment en droegen gedichten voor in hun versie van het paradijs2.
Samenvattend zou ik willen zeggen; a. Geen enkele religieuze stroming kan de universaliteit van het ultieme heil voor zijn of haar religieuze groepering claimen. Dat is mijn leerschool geworden waar ik mij sterk voor maak. b. Het maakt ook duidelijk dat de nadruk op de begrippen hemel, hel, hiernamaals, eeuwig leven, eeuwige straf, opstanding, enzovoort per cultuur en tijdvak verschillend kunnen zijn. |
Kortom, opvattingen variëren sterk en zijn geworteld in religie, mythologie en traditie
Om recht te doen aan diep menselijke gevoelens over leven en dood plaats ik hier een gedicht van een Poolse dichteres Wislawa Szymborska[xii], die in 1996 voor haar oeuvre de Nobelprijs voor de literatuur heeft gekregen. Zij is helaas helemaal in de vergetelheid geraakt. De titel van dit gedicht is veelzeggend: “Enige woorden over de ziel”. Zij is met haar woorden toch in staat iets van het ongrijpbare van de ziel dichter bij ons te brengen. Maar in feite stokt dat gevoel, dat gebrek aan woorden aan het einde van dit prachtige gedicht.
Als de Evangelist Mattheus de spreekbuis is van Jezus van Nazareth, bespeur ik in die teksten niets van dat geheimenis. Het komt zo vanzelfsprekend over. Dan heb ik nog niet eens over de vraag of de mens wel verlost moet worden. Waar komt deze aanname trouwens vandaan? Waar wordt dat verder uitgelegd en onderbouwd? Als ik aan het begrip ziel denk spelen er in mijzelf gevoelens van onzekerheid, verdriet en angst een belangrijk rol. Dan heb ik de behoefte het contact met mijzelf te verdiepen. Oftewel ik trek me terug in mijzelf of ik zoek contact met mijn dierbaren in mijn directe omgeving. Vaak gaat het om een behoefte die (nog) niet vervuld is. Of niet meer vervuld kan worden. Opvallend is dat dergelijke behoeften zowel bij verdriet als bij vreugde optreden. Maar wat er na ons met onze ziel gebeurt weten wij niets van, Daar zijn geen harde feiten over bekend.
Nu het gedicht:
Enige woorden over de ziel
Een ziel heb je nu en dan.
Niemand heeft haar ononderbroken
en voor altijd.
Dagen en dagen,
jaren en jaren
kunnen zonder haar voorbij gaan.
Soms verwijlt ze alleen in het vuur
en de vrees van de kinderjaren
wat langer bij ons.
Soms alleen in de verbazing
dat we oud zijn.
Zelden staat ze ons bij
tijdens slopende bezigheden
als meubels verplaatsen
en koffers tillen
of een weg afleggen op knellende schoenen.
Bij het invullen van formulieren
en het hakken van vlees
heeft ze doorgaans vrij.
Aan een op de duizend gesprekken
neemt ze deel,
maar zelfs dat is niet zeker,
want ze zwijgt liever.
Wanneer ons lichaam begint te lijden en lijden,
verlaat ze stilletjes haar post.
Ze is kieskeurig:
ze ziet ons liever niet in de massa,
walgt van onze strijd om maar te winnen
en van ons wapengekletter.
Vreugde en verdriet
zijn voor haar geen twee verschillende gevoelens.
Alleen als die twee zijn verbonden,
is ze bij ons.
We kunnen op haar rekenen
wanneer we nergens zeker van zijn,
maar alles willen weten.
Wat materiële zaken betreft
houdt ze van klokken met een slinger
en van spiegels, die vlijtig hun werk doen,
ook wanneer niemand kijkt.
Ze vertelt niet waar ze vandaan komt
en wanneer ze weer van ons verdwijnt,
maar lijkt zulke vragen beslist te verwachten.
Het ziet er naar uit
dat net als wij
haar zij ons ook
ergens voor nodig heeft.
Uit haar bundel “het moment”, uitgeverij J. Meulenhoff, vierde druk 2006
Tot slot nog een prachtig schilderij van Jeroen Bosch:

Het drieluik van Jheronimus Bosch met het Laatste Oordeel[xiii] toont een typisch ‘Boschiaans’ universum, waarin hemel (het paradijs, links) en hel (rechts) worden bevolkt door bijzondere mensen, dieren en fantasiewezens. Museumbezoekers komen vaak ogen te kort. Waarschijnlijk is deze reactie van verwondering én bewondering ongeveer dezelfde als die van de mensen die in Bosch’ eigen tijd voor het schilderij stonden. Ondanks de traditionele onderwerpkeuze en triptiek-vorm functioneerde het mogelijk als een zogenaamd conversatiestuk: een werk dat bedoeld was om onderwerp te zijn van een gesprek, in de eerste plaats tussen de opdrachtgever of de eigenaar van het werk en zijn vrienden. De intellectuele bezigheid van het samen kijken naar kunst en erover converseren is bekend uit de context van het hof. We weten dat Bosch zich in dergelijke kringen bewoog.
Drie uitsmijters omdat hel of hemel heel concreet onder ons aanwezig kan zijn.
1. Het begrip “Hemel en hel” wordt ook in heel andere zin gebruikt. De holocaust is zo'n recent voorbeeld. Dan komt de realiteit wel heel erg dichtbij, waar mensen in een ware hel leven en sterven. De hemel op aarde is dan ver te zoeken. Er zijn nog meer voorbeelden aan te halen zoals uit het hele verre verleden met de geschiedenis rondom Amalek ( Exodus 17: 7-16; Deuteronomium25: 17-19). En toch ongelooflijk actueel. In dit verhaal past ook Haman, de verre nakomeling van koning Agag[xiv] (1Samuel 15) Was Hitler de moderne Haman[xv]? Schuilt er in ieder van ons niet een deeltje Amalek?

2. Mijn volgende blog zal gaan over “Hiernamaals en Opstanding”
3. Nog een gedicht van Wislawa Szymborska omdat wij in deze tijd in groeiende chaos zitten met een groot gebrek aan vriendschap en dialoog.
‘Domheid is niet komisch. Wijsheid is niet vrolijk.’
De eeuw loopt ten einde
Hij zou beter zijn dan de vorige eeuwen, onze twintigste.
Dat kan hij niet meer waar maken,
zijn jaren zijn geteld,
zijn tred is wankel,
zijn adem kort.
Er is al te veel gebeurd
wat niet had mogen gebeuren,
en wat had moeten beginnen,
is niet begonnen.
De lente zou aanbreken,
en het geluk, onder andere.
De vrees zou stad en land verlaten.
En eerder dan de leugen zou de waarheid
haar bestemming bereiken.
Bepaalde rampen zouden
niet meer plaatsvinden,
oorlog bijvoorbeeld,
en honger, enzovoort.
De weerloosheid der weerlozen,
het goede vertrouwen en dergelijke
zouden worden gerespecteerd.
Wie vreugde uit de wereld wilde putten,
staat nu voor een taak
die onuitvoerbaar is.
Domheid is niet komisch.
Wijsheid is niet vrolijk.
De hoop
is niet meer dat jonge meisje
et cetera, helaas.
God zou eindelijk gaan geloven in een mens
die goed en sterk is,
maar goed en sterk
zijn nog steeds twee mensen.
Hoe moet ik leven - las ik in een brief van iemand
aan wie ik van plan was
hetzelfde te vragen.
Opnieuw en als altijd zijn er,
zoals u hierboven kunt zien,
geen dringender vragen
dan naïeve vragen.
NB Bijlage voor reactie op schrijfsels van Jack van Marle en Justinus d.d. 7 november 2024 die ik niet kon plaatsen. Een essay in TROUW van Ds Jan Offringa getiteld : Een ‘onopgeefbare band met Israël’ hoort niet thuis in de protestantse kerk | Trouw
________________________________________
[iii] Vroege christenen bakkeleiden heel wat af. ‘Sommige mensen schrikken daarvan, ik vind het een bevrijding’ | Trouw
Amersfoort, 16 januari 2025
Beste Wick,
Hartelijk dank voor het Japanse verhaal “De samoerai-krijger en de zenmeester.[i]” Een wijze les die tot nadenken stemt. Ik heb er nog een sprekende foto bij gevonden.
Onwillekeurig moet ik aan twee totaal verschillende figuren denken uit de Joodse geschiedenis:
1. Amalek[ii]
en de zijnen woonden in de woestijn aan de andere kant van de Schelfzee tegenover Egypte. Aldus het verhaal in het Eerste Testament. In de tocht door de woestijn naar het beloofde land Kanaän vielen zij de weerloze zwaksten aan; waaronder vrouwen en kinderen. De Israëlieten verdedigen zich onder Jozua met het zwaard. Als je aangevallen wordt mag je jezelf, je dierbaren, je have en je goed verdedigen. Toch? In…
Beste Gerrit, onderstaand zen verhaaltje kwam in mijn herinnering op bij lezing.
hartelijke groet, Wick
De samoerai krijger en de zenmeester (zie google) "
"In Japan leefde eens een soldaat, een samoerai-krijger. Het was een boom van een kerel. Gewoonlijk liepen de mensen met een grote boog om hem heen, want het was een enorme driftkop. Je hoefde maar iets te zeggen wat hem niet beviel, of hij werd reusachtig kwaad. Als je op zijn schaduw trapte, trok hij meteen zijn zwaard en scheidde je romp van je hals.
Die samoerai-krijger zat op een dag in een wijnhuis aan de rand van een groot bos. Hij had al aardig wat wijnkruiken geleegd en was behoorlijk aangeschoten. In een hoekje van…
Amersfoort, 7 november 2024
Beste Jack en Beste Justinus,
Hartelijk dank voor jullie reacties. Zij geven ook mij stof tot nadenken en sterken mij in de gedachte dat dé waarheid niet bestaat, maar ook de vreugde dat er geen waarheid is.
Dat zorgt ervoor dat gesprekken tussen vrienden nooit ophouden. Daardoor kan de behoefte om je persoonlijke zingeving te delen met je vrienden bevorderd worden.
Denkend aan die genoemde schitterende uitspraken van de zenmeester Shunryu Suzuki. Het is inderdaad een zeer verrijkende ervaring als je in jezelf iets realiseert wat je tevoren nooit zo hebt gezien of waargenomen. Het komt dan als taal in jezelf naar boven. Tevens benadrukt hij "de pretentieloze houding" van de mens. Mijns inziens is…
Beste Gerrit,
Wat is jouw opvatting mbt het volgende.
GELOOF of BIJGELOOF?
Inhoeverre kun je een parallel trekken tussen de stelling Hemel en Hel?
Afgelopen weekend logeerden wij bij een bekende hotelketen.
Wij kregen kamer 213 toebedeeld. Ik zei nog ‘ai daar zit de 13’ tegen mijn vrouw.
Op de kamer bleek de verwarming niet te werken, de stortbak van de WC defect en de afzuiger produceerde een angstaanjagend loeiend geluid.
Dus direct een andere kamer verzocht en gekregen.
Was dit toeval of een voorval?
Geloof of bijgeloof?
Zo noemde de bekende Romeinse schrijver Tacitus – een aanhanger van het Romeinse polytheïsme en lid van de raad van die moest toezien op de beleving van…
Beste Gerrit,
Toen mijn vader pas overleden was, heb ik het boek ‘dood en eeuwig leven’ van Joseph Ratzinger gelezen, deze was toen denk ik prefect van de congregatie van de geloofsleer, het boek staat vlak naast me in de kast maar ik meen me onder andere het volgende te herinneren:
Over het sterven zegt Ratzinger: veel zal er niet veranderen
En over het laatste oordeel: het is als het ware of je in het volle licht komt, alles wordt duidelijk
Als we een kaars in de kerk opsteken voor iemand die overleden is, dan bidden we:
Heer, geef hun de eeuwige rust,
en het eeuwige licht verlichte hen.
Dat ze mogen rusten in vrede.
Amen.
Réquiem aetérnam…