top of page
Foto van schrijverGerrit Sepers

Prikkelende teksten en beelden 2020 en verder

Bijgewerkt op: 9 nov. 2021

WLGS 20-09 start 20 juni 2020

Update 09-11-21

Soms bloedserieus, soms een vrolijke noot maar altijd met een serieuze ondertoon


10-12-2020:

23. Leert de mens wel uit zijn of haar geschiedenis?

"Wie schept er nu zulke wezens?", hoorde ik recent iemand zeggen...

Hierbij een artikel uit het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde van 8 december 2020.

Zeer actueel in deze Corona tijd.


Isolatie en afstand houden in tijden van pest


HISTORISCH PERSPECTIEF – Het Nederlands tijdschrift voor geneeskunde

08-12-2020 Thomas M. van Gulik


Van de 15e tot in de 17e eeuw was de pest de meest gevreesde, besmettelijke ziekte die zware epidemieën veroorzaakte en grote delen van de Nederlandse bevolking wegvaagde. Destijds waren isolatie, afstand houden en quarantaine de belangrijkste principes, en deze gelden nu weer bij de aanpak van de covid-19-pandemie. Wat kunnen we leren van de pestepidemieën?


Samenvatting

Van de 15e tot de tweede helft van de 17e eeuw hebben pestepidemieën grote delen van de stadsbevolking is ons land weggevaagd. De pestbacterie (Yersinia pestis) werd via besmette ratten en vlooien overgedragen op de mens en werd vanuit China overgebracht naar Europa via de handelsroutes over land en zee. Samenkomsten werden verboden, pestlijders werden thuis of in pesthuizen geïsoleerd en voor schepen werd een quarantaine ingesteld. In de dichtbevolkte armenwijken van de steden waren isolatie en afstand houden echter niet haalbaar, waardoor de ziekte zich daar gemakkelijk kon verspreiden. De lessen die we van de pestepidemieën hebben geleerd zijn van alle tijden. Isolatie, afstand houden en quarantaine waren de belangrijkste principes en gelden nu weer bij de aanpak van de covid-19-pandemie. Hoe effectief deze maatregelen zijn, hangt af van de maatschappelijke context waarin deze worden toegepast.

Johannes Lingelbach schilderde in 1656, het jaar dat de pest in alle hevigheid in Amsterdam rondwaarde, de Dam, met links het in aanbouw zijnde nieuwe stadhuis (het huidige Paleis op de Dam) (figuur 1a).1 Het is er een drukte van belang – niet bepaald het beeld van een stad die getroffen is door een zware epidemie, en zeker niet van dezelfde, ‘lege’ Dam tijdens de covid-19-pandemie in mei 2020. Iedereen had toen gehoor gegeven aan de oproep om zoveel mogelijk binnen te blijven en 1,5 m afstand te bewaren (figuur 2).



Figuur 1 (a) De Dam in Amsterdam tijdens de pestepidemie van 1656, met links het nieuwe stadhuis in aanbouw (het huidige Paleis op de Dam) en de Nieuwe Kerk. Centraal op het plein staat de Waag (in 1808 afgebroken). Geschilderd door Johannes Lingelbach in 1656 (collectie Amsterdam Museum, Amsterdam).(b) Boven de deur van het stedelijk loket bij het stadhuis (linker kader) staat in wit krijt het getal ‘896’ geschreven. Dit getal gaf het aantal Amsterdammers aan dat op die dag in de stad aan de pest was bezweken. (c) In de menigte is uiterst rechts (rechter kader) een ‘witteroedrager’ te zien. Pestzieken moesten 6 weken lang duidelijk herkenbaar met een witte stok in de hand lopen, zodat de mensen om hen heen voldoende afstand konden houden.


Toch wijzen 2 bijzonderheden op het schilderij erop dat de stad getroffen was door de pest: boven de deur van het stedelijk loket bij het stadhuis staat in krijt het getal ‘896’ geschreven, verwijzend naar het aantal Amsterdammers dat op die dag in de stad aan de pest was bezweken (figuur 1b). Daarnaast zien we rechts op het schilderij een man in lichtgekleurde kleding die een witte stok in zijn hand houdt, een ‘witteroedrager’ (figuur 1c). Was je een pestzieke, of woonde je in een huis waar iemand aan de pest was overleden, dan moest je buiten 6 weken lang duidelijk herkenbaar met een witte stok lopen, zodat iedereen voldoende afstand tot je kon houden. Toch ging, getuige Lingelbachs voorstelling, het economisch verkeer voor een groot deel door.




Figuur 2. De Dam in Amsterdam tijdens de covid-19-pandemie in mei 2020. De intelligente lockdown resulteerde in een leeg plein op een aantal handhavers na (foto: Matthanja Bieze).

De gevolgen van de pest waren in de volksbuurten van Amsterdam echter veel ernstiger. 1656 was het vierde achtereenvolgende jaar dat de stad door de pest werd geteisterd en in het laatste jaar overleden circa 16.700 Amsterdammers, ongeveer 12,5% van de toenmalige stadsbevolking.2


De zwarte dood

De pest is een zoönose die via geïnfecteerde, zwarte ratten en vlooien wordt overgedragen.3 Van de 15e tot de tweede helft van de 17e eeuw was dit de meest gevreesde, besmettelijke ziekte die regelmatig terugkerende, zware epidemieën veroorzaakte en grote delen van de bevolking in Nederland wegvaagde.2 De ratten gedijden vooral goed in de dichtbevolkte steden, met hun straatvuil en vieze grachten, en zorgden voor een snelle ziekteverspreiding.

Hoewel de pest in het begin van de 18e eeuw uit West-Europa verdwenen is, komt de ziekte in andere delen van de wereld nog steeds voor.4,5 Infectie met de pestbacterie kan zich manifesteren als builenpest of als longpest. Bij de builenpest ontstaat op de plaats van de vlooienbeet een pustel met daaromheen een donkere flegmone – vandaar vroeger de naam ‘de zwarte dood’ (figuur 3). Longpest heeft een ernstige pneumonie tot gevolg. Sepsis met hoge koorts kan zonder behandeling in korte tijd tot de dood leiden.



Figuur 3. Wasmoulage van een patiënt met een pestpustel in de nek (collectie Pathoplastisches Institut GmbH, Dresden).


De pest was vanuit China via de handelsroutes over land en zee, overgebracht naar Europa.3,6 Besmette ratten en vlooien reisden met de kooplieden mee vanuit de oostkust van China naar Italië. Vanuit de havensteden Venetië en Genua, waar de pest het eerst uitbrak, werd de ziekte via de scheepvaart verspreid naar West-Europa. De besmetting kon zich met het handelsverkeer verder uitbreiden, waar deze in de steden tot pestuitbraken leidde.


Isolatie van pestlijders, pesthuizen en quarantaine

Bij de eerste pestuitbraken in de 15e eeuw werd al aangenomen dat de pest besmettelijk was en zich verspreidde via ‘kwalijke dampen’. Het isoleren van ‘pest siecken’ was dan ook één van de eerste maatregelen waartoe stadsbesturen overgingen; besmette personen moesten thuisblijven en, met hen, de andere bewoners van het huis.2 Ook werd met een bos stro of een metalen letter ‘P’ op de voordeur aangegeven dat een huis besmet was. Degenen die zich dat konden veroorloven, ontvluchtten de stad. In de dichtbevolkte armenwijken was thuisisolatie echter niet haalbaar en werden de pestlijders zoveel mogelijk uitgesloten door hen onder te brengen in pesthuizen, die daarvoor speciaal werden opgericht, de meesten buiten de stad. Zo werd in 1635 in Amsterdam een pesthuis geopend bij de Overtoom, destijds buiten de stadsmuren, en werd in Leiden in 1661 eveneens buiten de stad een pesthuis gebouwd.7

Om de handel met het buitenland zo min mogelijk te beperken, werden schepen uit van pest verdachte gebieden in ‘quarantaine’ geplaatst. Het woord is afgeleid van het Italiaanse ‘quaranta giorni’, wat ‘40 dagen’ betekent: de tijd dat schepen uit mogelijk besmette gebieden voor de haven van Venetië moesten blijven liggen, alvorens zij mochten binnenvaren. Verdachte lading werd verbrand en de bemanning werd soms tot 30 dagen in quarantaine gehouden voordat het schip werd vrijgegeven.


Pestdokters met snavelmaskers en ‘Gods gave’

De pest is een bacteriële infectieziekte waarvan de verwekker, Yersinia pestis, tegenwoordig effectief kan worden behandeld met antibiotica.5 Vier eeuwen geleden bestond er echter nog geen actieve behandeling tegen. Tijdens de grote pestuitbraken werden pestdokters aangewezen om de zieken te helpen. Ze gingen gekleed in een allesbedekkende jas en droegen een snavelmasker waarin beschermende, geurige kruiden waren gedaan (figuur 4).6 Meer dan het incideren van een abces en het verzorgen van de zieke, kon niet worden gedaan. Aderlaten bij een patiënt met koorts en bloederige abcessen door de pest, werkte averechts.8



Figuur 4. 17e-eeuwse pestdokter met snavelmasker (collectie Rijksmuseum Boerhaave, Leiden).


Over de oorzaak van de pest tastte men in het duister en met een zeker fatalisme werd de ziekte toegeschreven aan de toorn van God.2 De pest was ‘Gods gave’, een door God opgelegde straf voor het zondige gedrag van de mens. Veel meer dan bidden kon men niet doen om God tot andere gedachten te brengen.


Angst en discriminatie

De pestuitbraken hadden vreselijke gevolgen voor de zwaar ontwrichte samenleving. Enorme aantallen doden werden geteld, waarbij niemand – rijk of arm – werd ontzien. De vrees om besmet te raken, de angst voor de om zich heen grijpende dood, en de onzekerheid over het einde van de ziekte, zetten de samenleving op zijn kop. De mensen riepen de pestheiligen Sint-Rochus en Sint-Sebastiaan aan, in de hoop op een wonderbaarlijke oplossing van deze rampspoed.2

Angst leidde ook tot het aanwijzen van een zondebok en tot discriminatie van groepen in de samenleving. Zo kregen de joden al bij de pestuitbraken in de 14e eeuw de schuld van de pest en de noodlottige gevolgen daarvan, wat in een aantal steden leidde tot pestpogroms en verbanning van de joden.3 Iedereen die van buiten kwam werd gezien als een potentiële ziekteverspreider en werd gewantrouwd.

Eenzelfde reactie zagen we bij het begin van de covid-19-epidemie in Nederland. De SARS-CoV-2-infectie was op een dierenmarkt in het Chinese Wuhan overgedragen van een vleermuis op de mens en verspreidde zich in korte tijd over de hele wereld. Als gevolg werden Chinezen door sommigen gezien als de dragers van het virus en als personen die beter gemeden konden worden – een wantrouwen dat culmineerde in een carnavalslied waarover de nodige ophef is ontstaan.9 Het lied zou toch al niet een lang bestaan gekend hebben, omdat het volgende carnaval werd afgelast in het kader van de preventieve maatregelen rond covid-19.


Bestuurlijke maatregelen en economische gevolgen

Carnaval en kermissen gingen in tijden van pest ook niet door.2 De stadsbesturen en overheid stelden alles in het werk om verspreiding van de ziekte tegen te gaan. Al in de 16e eeuw werden ordonnanties uitgevaardigd, waarin werd verboden met veel mensen bijeen te komen. Zo werd een verbod op grote vergaderingen afgekondigd en werd het kerkbezoek beperkt, al kon dit niet tegenhouden dat de kerken druk bezocht werden door gelovigen die – door te bidden – Gods rechtvaardige toorn tot bedaren hoopten te brengen. Ook de kroegen en herbergen hadden het moeilijk, getuige de uit de 17e eeuw bewaarde bezwaarschriften van herbergiers tijdens de pestuitbraken in Amsterdam, waarin zij meldden dat hun omzet sterk was gedaald. De jongeren vormden toen al een doelgroep voor wie het verboden was zich ’s avonds of ’s nachts in drinkgelegenheden te begeven.

De totale ontwrichting van de samenleving en de draconische maatregelen hadden grote gevolgen voor het werk- en handelsverkeer in de door de pest geteisterde steden. Voor de overheid vormde het terugdringen van het aantal besmettingen enerzijds, en het beperken van de economische schade anderzijds, een steeds weer terugkerend dilemma. Velen moesten onder armoedige omstandigheden de moeilijke tijd zien door te komen. De maatschappelijke onrust groeide, vooral in de zwaar getroffen steden, en die kwam dan vaak tot een uitbarsting bij begrafenissen, mede in gang gezet door onderbetaalde grafdelvers of een tekort aan lijkbaren en lijkkisten.2 Zoals was te verwachten, gezien ook het gebrek aan toezicht op de regels en handhaving, werden de opgelegde voorschriften vaak ontdoken. Hoe veerkrachtig de samenleving steeds bleef, blijkt uit het economische herstel nadat de pest was uitgewoed…, totdat de volgende pestuitbraak zich aandiende.


Lessen voor covid-19

Wat kunnen we leren van de pestepidemieën die ons land 4 eeuwen geleden hebben geteisterd? Nadat de curve van het aantal nieuwe covid-19-besmettingen in Nederland een eerste daling had laten zien, deden zich nieuwe brandhaarden voor in 2 vleesverwerkende bedrijven in Nederland. Arbeidsmigranten die hier werken, bleken de bron van de besmettingen te zijn: veelal afkomstig uit Oost-Europa, slecht gehuisvest, dicht op elkaar wonend in gemeenschappelijke ruimten, en op de werkvloer was afstand houden moeilijk.10

Hetzelfde probleem zagen we tijdens de pestepidemieën. De ‘haestige siecte’ sloeg het hardst toe in de arme volksbuurten, waar de bewoners dicht opeengepakt woonden en de hygiënische voorzieningen slecht waren. De meesten waren ook afhankelijk van kleine handel of diensten, en zich onttrekken aan dit werk betekende geen brood op de plank. Zij hadden geen keuze: zelfisolatie en de anderhalvemetermaatschappij waren voor hen niet haalbaar. De pest kon zich daardoor vooral in de steden onbelemmerd verspreiden, ondanks alle pogingen van de stadsbesturen om het aantal besmettingen in te perken.

De lessen die we van de pestepidemieën hebben geleerd zijn van alle tijden. Isolatie, afstand houden en quarantaine waren toen de belangrijkste principes en gelden nu weer bij de aanpak van de huidige covid-19-pandemie. Hoe effectief deze maatregelen zullen zijn, hangt af van de maatschappelijke context waarin deze worden toegepast.

Literatuur

1. Epidemie-bestrijding in de zeventiende eeuw. Stadsarchief Amsterdam. 18 april 2020.

2. Noordegraaf L, Valk G. De Gave Gods. De pest in Holland vanaf de late middeleeuwen. Berge: Octavo; 1988.

3. Coutinho R. Epidemieën en pandemieën. Amsterdam: Athenaeum-Polak & Van Gennep; 2020.

4. Keeling MJ, Gilligan CA. Bubonic plague: a metapopulation model of a zoonosis. Proc Biol Sci. 2000;267:2219-30. doi:10.1098/rspb.2000.1272. Medline

5. Harmans L. Pest, hoe zit dat ook alweer? Ned Tijdschr Geneeskd. 2020;164:C4411.

6. Van Dissel J, Kuijper E. Infectieziekten heb je nooit alleen. In: Van Dissel, J, van Everdingen J, van de Graaf A, te Hennepe M, van Steenbergen, red. Help, ik ben besmet! Biowetenschappen en Maatschappij. 1e kwartaal 2020. p 9-19.

7. Haneveld GT. Oude medische gebouwen van Nederland. Amsterdam: R. Meesters & Ass.; 1976.

8. Frijhoff WTM. Gods gave afgewezen. Op zoek naar genezing van de pest: Nijmegen, 1635-1636. Volkskundig Bulletin. 1991;17:143-70.

9. Schaper J. Miltenburg E. Maatschappelijke gevolgen van corona. Verwachte gevolgen van corona voor de opvattingen en houdingen van Nederlanders. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau; 2020.


Carlina Biebersteinii - Beerwortel


22. Vredesweek 2020: Afsluiting met een oecumenische Vredesviering in de Sint Franciscus Xaverius kerk Amersfoort op Zaterdag 26 september:


Samen met PAX en Amnesty Amersfoort hebben wij deze week actie gevoerd voor de vrede. De Corona pandemie heeft ons zeker beperkt. Toch kijken wij terug op een zinvolle week met de gedachte: "NU begint het pas!"

Het thema dit jaar is "Vrede verbindt verschil"


Onder het woord van Filippenzen 2: 3-5 uit de NBV:


"Handel niet uit geldingsdrang of eigenwaan, maar acht in alle bescheidenheid de ander belangrijker dan u zelf. Heb niet alleen uw eigen belangen voor ogen, maar ook die van de ander. Laat onder u de gezindheid heersen die Christus Jezus had".


Opdracht voor de komende tijd uit het lied "Geef vrede door van hand tot hand".

( Tekst Ad den Besten - Melodie 16e eeuw "Verleih uns Frieden gnädiglich")


1. Geef vrede door van hand tot hand, je moet die schat bewaren;

Bescherm haar als een tere vlam, behoed haar voor gevaren

2. Geef vrede door van hand tot hand met liefde, onze redding;

wees vriendelijk in woord en daad bewogen oms Gods schepping.

3. Geef vrede door van hand tot hand, als brood om uit te delen;

kijk ieder mens met warmte aan, zo kunnen breuken helen.

4. De sterke, zachte hand zij dank, die meer dan troost kan geven;

als woorden stokken, spreekt de hand in vriendschap, steun en zegen.

5. Geef Christus door van hand tot hand, zijn liefde schenkt ons leven.

Geef vrede door, geef haar een kans: een schat om uit te delen.


Witte Affodil - Asphodeles Albus - groeit in berggebied bij Benissa (Spanje)


21. Di. 22 september 2020Wij kunnen er niet meer om heen anno 2020. Ook niet meer in de toekomst.


20. Over vrede gesproken en onze diepe strevingen als mens... Een verhaal uit de oude doos blijkt nog steeds actueel! Afkomstig uit het online tijdschrift “Neerlandistiek”.


Twee hanen



Twee hanen hadden vrede. Een kip voegt zich erbij, en brengt de poppen aan het dansen. Liefde, reeds Troje storttet ge in ’t verderf, en gij waart de inzet daar van de oorlogskansen, toen zich de Xanthos kleurde met zelfs godenbloed. Lang hielden de twee hanen in ’t gevecht zich goed. In heel de buurt ging het gesprek over die heeren. Al wat een kam droeg, kwam als kijker toegesneld. Meer dan één Helena-met-veeren viel aan den winnaar toe. Maar hij die lag geveld verborg in de uiterste eenzaamheid zijn leed en schande. Hij weende er om zijn glorietijd en om zijn liefjes, die de winnaar van den strijd voor zijne oogen bezat. Iederen dag weer brandde zijn haat opnieuw en maakte hem van vechtlust dol. Hij scherpte zich den snavel en sloeg zich de zijden en stond tegen den wind te strijden, van een jaloersche woede vol. ’t Bleek overbodig. De overwinnaar, van de daken, kraaide zijn zegepraal luidruchtig uit. Een grijpgier hoorde dat geluid, en kwam met liefde en grootheid korte metten maken. Al deze praal viel aan den rooversklauw ten buit. Nu kwam voor de verlaten bruid de mededinger weer te pas. Maar denk eens aan, wat een spektakel dat gaf van onderling gekakel, daar hij met heel wat vrouwen was!

Op zulk een ommekeer is de Fortuin verzot. Winst maakt zij tot verlies, gedraagt ge u onbezonnen. Dus opgepast en op uw hoede voor het Lot, juist, als ge een veldslag hebt gewonnen.


Jan Prins (1876-1948) uit: Veertig fabels van Jean de la Fontaine (1940)


Wit Vetkruid


19. Een opmerkelijk commentaar in de Groene Amsterdammer van deze week.

Is er echte vrijheid mogelijk zonder moraliteit? Naar mijn mening niet.

Verantwoordelijkheid nemen hoort toch bij een vrije samenleving?! Ook door een President. Ook door de happy few. Een levensvatbaar "Ik" kan toch alleen maar bestaan bij een ondersteunend "Wij"!? Dan is er sprake van solidariteit, een naar elkaar omzien, daar regeert de moraliteit! En niet het hyperindividualisme, het bombastische "Ik".

Lees en oordeel zelf:

Is Amerika als Weimar dat op instorten staat?

Casper Thomas - beeld Milo

‘Laten we er eerlijk over zijn: dit alles is behoorlijk Weimar.’ De Amerikaanse politiek commentator Andrew Sullivan haalde afgelopen week een van de zwaarste historische analogieën van stal. Net zoals in 2016, toen Donald Trump opstoomde als voorman van de Republikeinse Partij, voorziet Sullivan het einde van de Amerikaanse democratie. ‘Het politieke midden is ingestort. Bewapende straatbendes van extreemrechts en extreem-links voeren oorlog in de straten’, wanhoopt hij. Sullivan is aanjager van een aanzwellend debat over ‘Weimerica’.

Zou het? Stevenen de Verenigde Staten af op een implosie van het politieke stelsel? Het feit alleen al dat het Amerikaanse debat zwanger is van dit soort onheilstijding is verbazingwekkend, maar er moet nog heel wat gebeuren wil het zwartste scenario bewaarheid worden. In een repliek wees historicus Niall Ferguson Sullivan terecht. Hyperinflatie, een weinig gewortelde democratie en een militaire en bestuurlijke elite die bereid was de nazi’s de macht te gunnen waren belangrijke redenen waarom Weimar instortte, zo doceerde Ferguson, die promoveerde op Duitsland in de jaren dertig. Deze voorwaarden ontbreken in het Amerika van nu.

Wat niet wil zeggen dat de situatie in Amerika niet zorgelijk is. De wapenverkoop is enorm gestegen, met een recordaantal burgers die voor het eerst een vuurwapen aanschaffen. De zittende president weigert te beloven de verkiezingsuitslag te erkennen en inderdaad waren er in verschillende Amerikaanse steden de afgelopen maanden vernielingen en geweld met dodelijke afloop. Ondertussen wordt er druk gespeculeerd over wat het leger en de politie zullen doen mocht Trump bij verlies het Witte Huis niet verlaten. Het is in korte tijd normaal geworden om over Amerika te schrijven in termen die eerder voorbehouden waren aan een bananenrepubliek.

Het stuk van Sullivan blijft door mijn hoofd spoken. Hij zet de huidige chaos dik aan. Hij beschrijft onze gedeelde woonplaats Washington D.C. als plek van anarchie. Voor zover ik kan overzien zijn de straten eerder in beslag genomen door extra grote terrassen, met dank aan covid, dan door ‘meutes’. De momenten waarop het de afgelopen tijd misging in D.C. was toen Trump de Black Lives Matter-protesten met zware inzet van ordetroepen beantwoordde. Voor conservatief Amerika is het waarschijnlijk andersom, maar staatsgeweld blijft gevaarlijker dan burgergeweld. Een ingegooide ruit kan vervangen worden. Een blind oog als gevolg van een rubberkogel niet.

Het idee dat Amerika in brand staat is kortom een uitsnede, het extrapoleren van rellen op specifieke plekken – Portland, Kenosha – naar het hele land. Dat dit beeld domineert is een gevolg van het politieke discours dat Amerika heeft opgetuigd, nog eens versterkt door de uit de hand gelopen pandemie: iedereen thuis, aan het scherm gekleefd en ontvankelijk voor wat sensationalistische pers en sociale media de geesten inpompen.

Die angst voor anarchie is juist wat Trump nodig heeft om een eventuele overwinning binnen te slepen. ‘Als een partij alles ondersteunt waar ik voor sta, maar niet gelooft in law and order altijd en overal, dan steun ik de partij die dat wel doet.’ Sullivan verwoordde precies het sentiment waarvan de Republikeinen weten dat het onder veel Amerikaanse kiezers leeft. Dat Trump en de Republikeinen hun hele verkiezingscampagne hebben opgehangen aan onrust in Amerika en die verbinden met de Democraten, komt door een gebrek aan eigen programma. De partij heeft na vier jaar Trump geen verdere agenda voor Amerika meer, anders dan blind de impulsen van deze president volgen.

Van alle problemen die de Amerikaanse democratie teisteren, hoort dan ook dit op het lijstje: een partij die ophoudt partij te zijn en de rivaliserende partij meesleept in een politieke doodsstrijd waarin niet het verwezenlijken van de eigen agenda maar het verslaan van de ander het allerbelangrijkste is.



18. Herdenken van 9/11/2001 in New York City:

Hier zijn nog steeds geen woorden voor!


link naar de NY Times:


https://www.nytimes.com/2020/09/11/nyregion/9-11-ceremony-September-11th.html



17. Interview met Arnon Grunberg

Op dezelfde dag nog een artikel over het Jodendom. Maar van hele andere aard.

Vooral de volgende zinnen zijn te verbinden met mijn blog: "Hoe heeft 't ooit zover kunnen komen? - Hoofdstuk 11 - Mijn Arnhemse tijd (2):


“Mensen hebben vijanden. Dat is onvermijdelijk. Gevaarlijk wordt het pas als je diegene niet om wat hij denkt tot vijand bestempelt, maar om wat hij is. Daar waar vijandschap en identiteit een verbond aangaan wordt het gevaarlijk.

Overigens denk ik dat je juist ook met vijanden moet praten. Het gaat om de erkenning dat de vijand dezelfde basisrechten heeft als jij en je vrienden. Daarom zal ik altijd het demonstratierecht van bijvoorbeeld neonazi’s verdedigen. Het is niet aan de overheid te bepalen wat we wel en niet mogen denken. Waar racisme en antisemitisme strafbaar worden, is een heikele vraag. Ik denk dat de juridische weg altijd een paardemiddel is dat je zoveel mogelijk moet vermijden.”


Arnon Grunberg: ‘Een mondkapje is geen Jodenster’


Arnon Grunberg Beeld Jörgen Caris


Arnon Grunberg stelde een avond in Carré samen, geïnspireerd op zijn boek ‘Bij ons in Auschwitz’. Teksten van ooggetuigen van Auschwitz staan centraal.


Ally Smid7 september 2020, 10:30


Er zijn Nederlanders die het soms verplicht dragen van een mondkapje vergelijken met het bevel in de oorlog een Jodenster op te doen, met de Jodenvervolging dus. Waarschijnlijk zitten zij woensdag niet in het Amsterdamse Theater Carré voor het door Arnon Grunberg samengestelde programma over Auschwitz.


Arnon Grunberg (49): “Het mondkapje en de Jodenster. Het is zacht gezegd een zeer ongelukkige vergelijking. Het is het goed recht van mensen tegen coronamaatregelen te zijn, mensen hebben het recht op eigen en wat mij betreft ook irrationele meningen. Ik weet niet of deze mensen niet naar mijn avond in Carré ­komen, ik nodig ze uit wel te komen. Misschien zien ze dan in dat hun metafoor zó overtrokken is dat ze zich alsnog afvragen of ze die hadden moeten gebruiken. Een mondkapje is geen Jodenster.”


U vindt deze avond ook nodig om te wijzen op onderlinge vijandbeelden, die je steeds meer waarneemt.

“Mensen hebben vijanden. Dat is onvermijdelijk. Gevaarlijk wordt het pas als je diegene niet om wat hij denkt tot vijand bestempelt, maar om wat hij is. Daar waar vijandschap en identiteit een verbond aangaan wordt het gevaarlijk.

Overigens denk ik dat je juist ook met vijanden moet praten. Het gaat om de erkenning dat de vijand dezelfde basisrechten heeft als jij en je vrienden. Daarom zal ik altijd het demonstratierecht van bijvoorbeeld neonazi’s verdedigen. Het is niet aan de overheid te bepalen wat we wel en niet mogen denken. Waar racisme en antisemitisme strafbaar worden, is een heikele vraag. Ik denk dat de juridische weg altijd een paardemiddel is dat je zoveel mogelijk moet vermijden.”


Bij het lezen van uw bundel ‘Bij ons in Auschwitz’, waarop de Carré-avond is gebaseerd, was ik het meest geschokt door het nazisysteem dat u uitgebreid laat beschrijven door ooggetuigen. Joden werden dus in­gezet om andere Joden te vermoorden, het zogeheten Sonderkommando. Waarom hoor je dit soort details niet op school?

“Dat Joden zijn ingezet, onder doodsbedreiging, om mee te werken aan het doden van hun medegevangenen is demonisch. Misschien vreest men dat leerlingen deze nuance niet begrijpen, misschien vindt men het te gruwelijk. Ik weet het niet. Er zijn wel enige getuigenissen van leden van het Sonderkommando, hoewel vrijwel niemand het overleefde. Een van de redenen dat ik in ‘Bij ons in Auschwitz’ de nadruk heb gelegd op het Sonderkommando was vanwege het besef dat men daar inderdaad zo weinig van wist.”


Een van de ooggetuigen in uw boek is Zalmen Gradowski, lid van het Sonderkommando, die ondanks alle gruwelijkheden in het kamp bijzonder lyrisch schrijft en zich zelfs tot de lezer richt. Hoe bracht hij het op om zo te schrijven, denkt u? Waar haalde hij de energie vandaan?

“Die vragen kan ik niet beantwoorden. Bekend is dat hij schrijver wilde worden. De getuigenissen van Gradowski zijn uitzonderlijk, die hebben mij ook zeer geraakt. Hij had zijn aantekeningen verstopt in de as bij de gaskamers. Hij geeft mij het vertrouwen in literatuur, in het ­belang ervan.”


Auschwitz is een permanente mogelijkheid. Wie uit het raam kijkt, kan het op heldere dagen zien liggen, zegt u. Is dat de waarschuwing die u meegeeft aan bezoekers?

“Het is dichterbij dan we denken, het verleden is dichterbij dan we denken. Een kamp als Auschwitz zelf zal niet een-twee-drie weer ontstaan, maar de mogelijkheid van kampen is niet verdwenen. De vraag is: wanneer vinden wij iets ontoelaatbaar? Wat betekent ‘Nooit meer Auschwitz’ precies? Ik wil daar niet te gemakzuchtig of moralistisch over doen. Maar ik denk wel dat wij, door de schaduw van Auschwitz, sceptischer naar onszelf moeten ­gaan kijken, wetend hoeveel wij gemeen hebben met de daders.”


‘Na het nee’, een avond n.a.v. Arnon Grunbergs  ‘Bij ons in Auschwitz’. Kunstenaars dragen voor uit verslagen van ooggetuigen, Koninklijk Theater Carré  in Amsterdam, woensdag 9 september om 19.00 en 21.30 uur. 


Lees ook:

Van Auschwitz moet je geen mystieke, heilige plek maken

Arnon Grunberg verzamelt ooggetuigenverslagen uit Auschwitz, met beelden die je niet meer uit je hoofd krijgt. 


16. Jodendom

In de Nieuw-Apostolische kerk is nooit veel aandacht geschonken aan het Jodendom. Als Projektgroep “Gegenwartsfragen” hebben wij in de negentiger jaren intern daar zeker wel over gesproken. De aanleiding hiertoe was de bijdragen van een broeder van Joodse huize die ons heeft bijgepraat over de gebruiken en riten bij een Joods huwelijk. Dit naar aanleiding van onze opdracht te onderzoeken of een kerkelijke zegen voor niet gehuwde, samenwonende stellen tot de mogelijkheden zou kunnen behoren. Via deze omweg zijn wij met elkaar in gesprek geraakt over het Jodendom in het algemeen, over Judaïsme, over de Joodse theologische literatuur zoals de Talmud, Mishna en dergelijke boeken.

In aansluiting daarop heb ik persoonlijk met hem nog lang contact onderhouden. Mijn interesse in het Joodse geloof was al eerder gewekt. Maar door deze contacten verder verdiept.

Sinds mijn vertrek uit de NAK heb ik mij steeds meer studie gemaakt van het Judaïsme.

Ik ben van plan om ook hiervoor een blog te gaan openen.

Als eerste begin voor nu een interessant artikel uit TROUW van Maandag 7 september 2020:


Interview Judith Frishman

Vertrekkend hoogleraar jodendom Judith Frishman: Joden waren de eerste ‘anderen’ in Europa

Judith Frishman: ‘Je bestudeert de islam ook niet omdat er islamofobie is’.


Beeld Patrick Post









Juist nu er zo’n fel debat is over racisme, is het triest dat haar leerstoel jodendom wordt opgeheven, vindt hoogleraar Judith Frishman. Want de geschiedenis van de Joden zegt haar veel over de omgang met zwarten en moslims.

Maaike van Houten 7 september 2020, 1:01

In haar lange carrière heeft de Leidse hoogleraar jodendom Judith Frishman slechts een enkel college gegeven over antisemitisme. Dat vindt ze in principe een taak voor niet-Joodse collega’s, bovendien draait het in de geschiedenis en cultuur van het jodendom volgens haar niet om antisemitisme. Zij leerde haar studenten over de rituelen en gebruiken van joden, over cultureel jodendom, over de positie van Joden in de samenleving ook; een van haar stellingen is dat de moeizame integratie van Joden in de negentiende eeuw in Nederland grote overeenkomsten vertoont met die van moslims nu.

Aan die lange loopbaan is een einde gekomen; Frishman is 67 jaar, ze is nog lang niet klaar met werken, maar ze moet met pensioen. Vrijdag hield ze haar afscheidscollege. Wegens corona maar voor een beperkt gezelschap en tot hun beider grote spijt, zonder haar moeder van 91 en twee zussen uit New York.

Judith Frishman (1953) groeide op in New York in een liberaal joods gezin. Vader was rabbijn, moeder was de tweede vrouw die als voorzanger afstudeerde aan een liberale joodse opleiding in New York. In haar woonplaats Amsterdam is de net gepensioneerde hoogleraar actief in de liberale joodse gemeente. Ze nam er studenten religiestudies mee naartoe, om te kunnen zien en ervaren wat ze bij haar in de collegebanken leerden.

Het vooroordeel van de rijke Jood

Met haar pensionering heft de Universiteit Leiden de leerstoel jodendom op. Volgens een woordvoerder is er altijd veel geld naar deze leerstoel gegaan, en dat is ‘ten opzichte van andere, eveneens sterke en belangrijke groepen niet langer verantwoord.’ “Dat is heel triest”, vindt Frishman. Er komt weliswaar een docent voor het jodendom, maar dat is maar voor vier dagen in de week en voor de komende drie jaar, en daarmee in haar ogen ‘erg minimalistisch’, ook al omdat eventuele verlenging afhankelijk wordt gemaakt van beschikbare financiering en behoefte. “Wie bepaalt dat, of er behoefte is?”, smaalt Frishman.

Haar leerstoel werd in 2008 deels gefinancierd met 3 ton aan sponsorgelden, ingezameld bij een galadiner. Na een reorganisatie van de faculteit geesteswetenschappen in 2014 moest ze zelf een paar miljoen binnen zien te harken. Haar werd meermaals gevraagd of de Joodse gemeenschap de leerstoel niet wilde subsidiëren. “Dat sluit aan bij het vooroordeel van de rijke Jood, wat Nederlandse Joden niet zijn”, zegt de academica. “En waarom moesten de Joden betalen voor een eigen leerstoel, waarom heeft die geen vaste plaats, zoals andere leerstoelen voor andere religies dat hebben?”

Er is vanuit religiestudies wel gestreden voor behoud van haar leerstoel, maar dat was tevergeefs. Frishman: “Soms heb ik het gevoel dat we terug zijn in de negentiende eeuw, dat we moeten bewijzen dat het de moeite waard is om het jodendom te bestuderen. Ik wil niet vervallen in het argument dat Joden hebben bijgedragen aan de samenleving. Dat klinkt zo verontschuldigend. Er hoeft evenmin een leerstoel te blijven vanwege het antisemitisme. Je bestudeert de islam ook niet omdat er islamofobie is. Nee, het simpele feit dat Joden hier honderden jaren hebben gewoond, dat Nederland een bijzondere geschiedenis heeft met de Joden, dat is de reden om de gemeenschap te bestuderen. Dat is met moslims net zo.”

Bovendien, zegt Frishman, het moment van opheffing kan niet slechter zijn gekozen. Het maatschappelijke debat over racisme is weer opgelaaid, er is groeiende bereidheid het eigen koloniale verleden onder ogen te zien. Juist de geschiedenis van de Joden kan in die discussie over racisme volgens de scheidend hoogleraar leerzaam zijn. Joden waren de eerste ‘anderen’ in Europa, de omgang met hen stond model voor de omgang met de koloniale ‘anderen’, zoals Frishman het uitdrukt.

‘Met Joden heeft Nederland nooit goed raad geweten, en met de groei van moslims ook niet’

Hun historie laat ook zien hoe de meerderheid omgaat met minderheden. “Daar is Nederland niet goed in”, oordeelt Frishman. “Met Joden heeft Nederland nooit goed raad geweten en met de groei van moslims ook niet. Als je dat zegt, krijg je steeds te horen dat Nederland zo’n tolerant land is, maar dat is niet zo. Je moet dit in een veel groter perspectief zien en met een scherper historisch bewustzijn. Het verleden houdt je een spiegel voor. Net als Joden sinds de veertiende eeuw, zijn zwarten gediscrimineerd en nu moslims. Nederlanders willen dat niet zien en ze willen het ook niet geloven dat iemand dat zo ervaart.”

De populariteit van Forum voor Democratie van Thierry Baudet, ook onder studenten, baart haar wat dat betreft grote zorgen. “Moslims hoeven van hem niet dood, maar hij wil wel de grenzen voor hen sluiten. Wat hij roept over homeopathische verdunning, ik krijg er de rillingen van over mijn rug. Dan zeggen mensen tegen mij: ach, hij heeft het alweer wat teruggenomen, hij doet het alleen maar om reacties uit te lokken, hij is gewoon een enfant terrible. Maar ik vind het op het randje en voor de positie van moslims is het heel slecht.”

Frishman vindt het ‘fascinerend’ de positie van moslims te vergelijken met die van Joden, misschien gaat ze daar nog verder onderzoek naar doen in Cambridge. Ze weet dat ze daarmee ook in Joodse kring kritiek riskeert: relativeert ze daarmee de Holocaust en de uniciteit van de Joodse geschiedenis en negeert ze antisemitische uitingen van moslims?

Wie is Judith Frishman?

Judith Frishman, geboren in New York, studeerde daar religiestudies en volgde in Londen delen van de opleiding tot rabbijn. Daar ontmoette ze ook haar Nederlandse man. Eind jaren zeventig verhuisde ze naar Amsterdam. Aan de Universiteit Leiden haalde ze haar doctoraal semitische talen, in 1992 promoveerde ze op het Aramees. Ze werd in 1998 hoogleraar rabbijnse en joodse studies en de eerste vrouwelijke hoogleraar aan de voormalige Katholieke Theologische Universiteit in Utrecht (nu onderdeel van de Tilburgse universteit).

Van 1990-1998 was ze verbonden aan de vakgroep Hebreeuwse, Aramese en Ugaritische talen en culturen in Leiden en tussen 1995 tot 2005 bekleedde ze aan de Leidse universiteit de bijzondere leerstoel voor de geschiedenis van joods-christelijke relaties in de moderne tijd. Ze bezette van 2008 tot eind 2019 de leerstoel jodendom, die met haar vertrek is opgeheven.

“Ja, de Holocaust is uniek, en niet te vergelijken met iets anders. Maar er zijn ook andere genocides, er is discriminatie. Het kan zijn dat leerlingen daar op school ook aandacht voor willen, dat ze zeggen: het gaat steeds over de Holocaust, maar hoe zit het met ons?”, repliceert Frishman. “Antisemitisme onder moslims is een moeilijk punt. Sommigen hebben het meegekregen uit het land waar ze geboren zijn. En ik weet niet of het allemaal antisemitisme is. Het in brand steken van 4 mei-kransen is kwetsend; het is trappen tegen de heilige koe van het zogenaamd tolerante Europa. Het valt op en daarom doen ze het. Ze willen gezien worden. Iemand als Wilders heeft het veel over antisemitisme, maar hij gebruikt antisemitisme vooral om te laten zien hoe slecht moslims zijn.”

Frishman wil zich daar verre van houden. Liever zegt ze: “Sta op, en kijk hoe het de ander vergaat. Zoek het in interesse in de geschiedenis en in solidariteit. Het gaat er niet om de ander eruit te werken, maar om in te leven, om mee te denken en mee te leven met de ander.”




15. Het Pieterpad is een tijdloos pad - een echte aanrader

Het pad begint bij Pieterburen en eindigt op de Pietersberg onder Maastricht.

Recent hebben wij het laatste gedeelte gelopen. De route door Limburg is erg mooi. Voor wie van wandelen houdt en wie beschikt over een goede gezondheid is deze lange afstandswandeling (LAW) van bijna 500 km een echte aanrader.

Al wandelend door moeder natuur kom je los van de tijd.

Natuur en jij worden steeds meer één. De tijd staat bijna letterlijk stil.

Je komt op plekjes waar je anders nooit geweest zou zijn.

En altijd kom je iets bijzonders tegen zoals ook deze keer.


Hierbij een korte impressie.


Op de eerste dag hebben wij in een kapel het avond maal genoten. Deze kapel was ooit door brand verwoest. De gemeente Munstergeleen heeft hier een restaurant van gemaakt. Heel sfeervol:


Dus geniet van het LEVEN!



Deze gezegdes kwamen wij tegen in een Bed & Breakfast...




De Waalse kerk, ook wel Franse kerk genoemd, is een kerkgebouw in sobere barokstijl in het historische centrum van Maastricht De kerk is gelegen aan de Sint-Pietersstraat in het Jekerkwartier, schuin tegenover de Oude Minderbroederskerk.


In de tijd van HAZEA werd ook hier in een bijzaaltje dienst gehouden. Op een van mijn fietstochten heb ik daar als jongen van 18 op zondagmiddag. wel eens dienst bezocht




Vervolgens beelden uit de prachtige Basiliek van St Servaes en de Lieve Vrouw Sterre ter Zee.



NB: Quatertemperdagen zijn in de Katholieke Kerk dagen van bezinning, gebed en vasten die vallen in de vier seizoenen.





Prachtige kunstschatten. Grote kunstenaars hebben hieraan gewerkt.

Wel vraag ik mij af wie in vroeger tijden de grootste prijs voor de totstandkoming hiervan heeft betaald?!



Klimmende nachtschade


14. Wat ik leerde over racisme door te luisteren naar mensen die het ervaren

Een belangwekkend artikel in "de Correspondent" van 30 juli 2020.

Rob Wijnberg, de oprichter van deze internet krant, schijft over racisme en dan vooral wat het met je zelf doet. Bij mij kwamen direct een aantal gesprekken naar boven met mensen uit Guyana en Suriname die ik in de periode van 1985 tot en met 2004 heb ontmoet.

Wat zij mij toen hebben verteld heeft mij tot nadenken gestemd. En bij mij ook de vraag opgeroepen wat doe ik hier eigenlijk meer dan alleen te denken aan kerkelijke organisatorische activiteiten. Het heeft mij ook aangezet om ook aan andere meer maatschappelijk relevante onderwerpen aandacht te geven. Hierover later meer.

Nu bijgaand artikel:


Wat ik leerde over racisme door te luisteren naar mensen die het ervaren Rob WIJNBERGOprichter Zeven jaar geleden zei ik zelf zoiets Ik verdedigde dat denken bijvoorbeeld in deze column uit 2013, toepasselijk getiteld ‘Wat we niet zien’.nog vol overtuiging als het over racisme ging. Nu, zeven jaar later, schaam ik me als ik het teruglees. En schaam ik me plaatsvervangend als ik het iemand hoor zeggen.  Het verschil is ontstaan door op te houden me af te vragen wat ik denk dat racisme is en te beginnen met luisteren naar wat mensen die er daadwerkelijk ervaring mee hebben erover zeggen. Mensen die er anders uitzien dan ik. Mensen die ergens anders vandaan komen dan ik. Mensen die de wereld anders ervaren dan ik. Het stuk hieronder Lees het hier in het Engels.is een poging samen te vatten wat ik daarvan heb geleerd. Niets aan dit stuk is bedoeld als beschuldiging of verwijt, maar mocht dat toch zo voelen, dan is dat waarschijnlijk terecht. Ik voelde me ook aangevallen als het over racisme ging en zie nu dat dat onderdeel van het probleem was. Reageer je dus gepikeerd of defensief, vraag je dan af hoe dat komt. Het antwoord daarop kan verhelderend zijn. Mocht je je niet aangevallen voelen, dan komt dat waarschijnlijk omdat ‘het universum geen centrum heeft en jij het dus ook niet kunt zijn’ – om met de woorden van astronoom Neil deGrasse Tyson te spreken. Simpeler gezegd: je begrijpt dat de wereld niet om jou draait. En dat de werkelijkheid niet voor iedereen dezelfde is als die waar jij toevallig in verkeert.  Dat is direct ook de belangrijkste les die ik uit alle gesprekken getrokken heb: dat we met z’n allen in dezelfde wereld en tegelijkertijd op totaal andere planeten kunnen leven. Het verschil tussen die planeten wordt nog steeds voor een flink deel bepaald door huidskleur, afkomst, geslacht en seksuele oriëntatie. Niet volledig, niet zo veel als vroeger, niet overal evenveel – maar nog steeds voor een flink deel. En als je toevallig wit, autochtoon, man en heteroseksueel bent, dan is de kans het grootst dat je daar weinig benul van hebt. Als je zwart, immigrant, vrouw of queer bent, dan snap je andersom niet hoe dat je kan ontgaan.  De frustratie die dat wederzijds oplevert, noemen we in Nederland ‘het racismedebat’. Zondagavond op de NPO, onder leiding van een tv-presentator gespecialiseerd in adellijke geslachten en geërfde fortuinen, oud-hoofdredacteur van de jaarlijkse lijst van 500 bewijzen dat Nederland geen meritocratie is en verkoper van maatpakken met een extra binnenzak ‘voor je bonus’. Vraag 1: ‘Denk je dat afkomst je positie in de maatschappij bepaalt?’ Racisme is een sociale hiërarchie met mensen zoals ik bovenaan Een van de belangrijkste inzichten die ik opdeed, kreeg ik van OluTimehin Adegbeye, onze correspondent in Nigeria die schrijft over discriminatie en uitsluiting. Zij legde mij uit dat racisme niet zozeer draait om hoe ik haar zie, wat ik van haar denk of hoe ik met haar omga – ook al manifesteert racisme zich inderdaad ook in de houding, de opvattingen en het gedrag van mensen.  Er zijn mensen die mensen van kleur inderdaad inferieur vinden en hen ook zo behandelen. Soms zie je het aan hun puntmuts of swastika-tatoeage; soms zie je het helemaal nergens aan. Soms hoor je het aan hun uitspraken over ras en IQ of Zwarte Piet; soms hoor je het helemaal nergens aan. Soms merk je het aan hun selectie van sollicitanten of hun entreebeleid bij de deur; soms merk je het helemaal nergens aan. Maar die houding en opvattingen en dat gedrag zijn slechts symptomen van racisme. Racisme zelf, legde OluTimehin uit, is een systeem. Een systeem dat een bepaalde sociale hiërarchie produceert en in stand houdt, met mensen zoals ik – wit, man, hetero – bovenin en mensen zoals zij – zwart, vrouw, queer – onderin.  ‘Een wereld waarin geen mens racist is, kan nog steeds racistisch zijn’ Dat systeem, niet mijn wereldbeeld, houding of gedrag, is waar Black Lives Matter tegen protesteert. Een systeem dat, wanneer het op zijn natuurlijke beloop wordt gelaten, als meest waarschijnlijke uitkomst heeft dat OluTimehin voor mij werkt in plaats van andersom. ‘Een wereld waarin geen mens racist is, kan nog steeds racistisch zijn’, vatte ze het treffend samen, ‘zolang het systeem dat die hiërarchie produceert nog steeds bestaat.’Lees haar artikel erover terug. Die hiërarchie kun je je als volgt voorstellen. Ik ben een witte, heteroseksuele man. Ik ben geboren in Nederland, als kind van twee witte, goed verdienende ouders. Ik ben naar een goede school gegaan en ben daarna aan verschillende studies begonnen tot ik afstudeerde in de studie waar ik oprechte interesse in had. Ik heb daarna een goede baan gekregen bij een respectabele krant, waar ik na zes geweldige jaren door een ideologisch conflict ben weggegaan. Ik besloot mijn eigen bedrijf op te richten en schakelde mijn netwerk in om me daarbij te helpen. Een halfjaar later lanceerde ik in een bekend tv-programma een crowdfunding die het benodigde startkapitaal opleverde om het journalistieke platform op te richten dat je nu leest.  Niets van dat alles komt omdat ik een witte, autochtone, heteroseksuele man ben. Maar als ik een zwarte man was geweest, dan was de kans kleiner geweest dat mijn zwarte ouders zo veel verdienden; was de kans kleiner geweest dat ik naar een goede school was gegaan; en was de kans kleiner geweest dat ik de vrijheid had gevoeld om verschillende studies uit te proberen voordat ik de studie vond die me genoeg interesseerde om hem af te maken. Ook was de kans kleiner geweest dat ik een goede baan bij een respectabele krant had gekregen, en had ik waarschijnlijk minder sociaal kapitaal gehad om mijn rug recht te houden in een ideologisch conflict dat uiteindelijk zou leiden tot mijn vertrek. Daardoor was de kans ook kleiner geweest dat ik mijn eigen bedrijf was begonnen, en had ik waarschijnlijk een kleiner netwerk gehad om dat succesvol te doen. Bovendien was de kans kleiner geweest dat ik in een bekend tv-programma was uitgenodigd om het te lanceren, waardoor de kans ook kleiner was geweest dat ik het benodigde startkapitaal had opgehaald om het platform op te richten dat je nu leest.  Als ik, kortom, een zwarte man was geweest, was de kans significant kleiner geweest dat ik oprichter van De Correspondent was geworden. En nóg iets kleiner als ik een zwarte vrouw was geweest. En nóg iets kleiner als ik een zwarte, lesbische vrouw was geweest. En nóg iets kleiner als ik een zwarte, lesbische vrouw uit een ander land was geweest. Het cruciale woord in dit alles is, zoals je merkt, kans. Want racisme is weliswaar systemisch, maar niets eraan ligt vast. Dat je zwart, immigrant, vrouw, of queer, of alle vier tegelijk bent, betekent niet dat je De Correspondent niet had kunnen oprichten. Racisme betekent dat de kans daarop alleen niet hetzelfde is als die van mij. Als het leven een casino is, dan is racisme: Een witte man gaat met honderd euro naar het casino, groet de portier, wisselt zijn geld bij de kassa in voor honderd euro aan fiches en zet ze allemaal op nummer 24 van een Franse roulette, waar hij 1/37ste kans heeft dat het balletje op zijn nummer valt. Een zwarte man gaat met negentig dollar naar het casino (want hij verdient net iets minder), wordt gefouilleerd bij de ingang (‘Standaardprocedure, meneer’), wisselt zijn geld bij de kassa in voor tachtig euro aan fiches (‘Wisselkoers’) en zet ze allemaal op nummer 24 van een Amerikaanse roulette waar hij 1/38ste kans heeft dat het balletje op zijn nummer valt (want er staat een extra nul op de draaischijf). Bij het casino werken geen racisten.  Van bovenaf lijkt iedere maatschappelijke piramide plat Het tweede belangrijkste inzicht dat ik opdeed, is dat het ontzettend moeilijk voor te stellen is dat een sociale hiërarchie echt bestaat als je zelf aan de bovenkant ervan zit. Van bovenaf lijkt elke piramide plat. Ook de historisch gegroeide, sociaal-economische piramide die onze samenleving is. Een wit persoon die zegt: ‘Ik zie geen kleur’ is in essentie hetzelfde als een baas die zegt: ‘Ik zie geen hiërarchie’. Dat die voor jou niet zichtbaar is, wil niet zeggen dat die er niet is.  Het wil wél zeggen dat jij je kunt veroorloven die niet te zien. Tot dit inzicht kwam ik door Eliza Anyangwe, onze redactiechef bij The Correspondent, toen we het hadden over de vraag hoe het kan dat zij door collega’s soms als dominant, ongevoelig en bazig wordt ervaren en ik niet – terwijl we meestal hetzelfde vinden, hetzelfde zeggen en hetzelfde beleid voorstaan. Van bovenaf lijkt elke piramide plat. Ook de historisch gegroeide, sociaal-economische piramide die onze samenleving is Een deel van het antwoord: omdat ze zich ook dominanter gedraagt, minder kwetsbaar opstelt en vaker de discussie opzoekt dan ik. Maar een ander, minstens zo belangrijk deel van het antwoord: omdat ik me kan veroorloven dat niet te doen. Dat zit zo. Als witte, heteroseksuele man ben ik de norm. Als ik de baas zou worden van een vliegmaatschappij, zou in de krant staan: ‘Rob Wijnberg aan het hoofd van KLM’, niet ‘Man aan het hoofd van KLM’. Als ik een vriendin zou krijgen, zou men zeggen: ‘Hij heeft een relatie’, niet ‘Hij is uit de kast’. Als ik een rol in een film zou spelen, zou in het script staan: ‘Man loopt de kamer in’, niet ‘Witte man loopt de kamer in’. Het gevolg van de norm zijn is dat dingen die voor mij heel vanzelfsprekend zijn dat voor anderen helemaal niet zijn. Als ik de aandacht wil, hoef ik die niet op te eisen – die krijg ik gewoon. Als ik serieus genomen wil worden, hoef ik niet eerst te bewijzen dat ik serieus te nemen ben – dat word ik gewoon. Als ik mijn mening wil geven, dan hoef ik niet eerst om de beurt te vragen – dan geef ik die gewoon. Het gevolg is dat ik niet dominant, ongevoelig en bazig hoef te zijn om gezien, gehoord en serieus genomen te worden. En als ik wél dominant, ongevoelig en bazig ben, wordt dat sneller geaccepteerd en eerder ‘mannelijk’, ‘daadkrachtig’ en ‘goed leiderschap’ genoemd. Maar als je niet de norm bent, want je bent niet wit, of geen man, of geen hetero, of geen autochtoon, of geen van alle, dan zijn deze vanzelfsprekendheden geen vanzelfsprekendheid.  Het gevolg: als je gezien, gehoord of serieus genomen wilt worden, moet je eerst de aandacht op je vestigen, je autoriteit claimen en de beurt opeisen – en word je op den duur waarschijnlijk ‘bitchy’, ‘boos’, ‘opdringerig’, ‘veeleisend’, ‘aanwezig’, ‘aanstellerig’, of een combinatie daarvan genoemd.  Je kunt het ook niet doen, maar dan krijg je minder snel de aandacht, minder snel autoriteit en minder snel gelijk – en dus ook minder salaris, minder promotie, minder zendtijd, minder zetels en minder ambities toebedeeld. Leidinggevende vrouwen, activisten van kleur, homo’s op een Prideboot: ‘Herkenbaar.’Correspondent Lynn Berger schreef daar onlangs ook dit mooie stuk over. Van tegenwind ga je harder trappen, van meewind ga je denken dat je harder trapt Witte, mannelijke, heteroseksuele voetbalcommentatoren, tv-presentatoren en krantencolumnisten: ‘Waar héb je het over? [...] Slavernij afgeschaft [...] vrouwenkiesrecht [...] homohuwelijk [...] geen Amerika [...] gelijke kansen [...] zwarte vrienden [...] incidenten [...] vrijheid van meningsuiting [...] hard voor gewerkt [...] maar een grapje [...] tegen stootje kunnen [...] niet zo bedoeld [...] Barack Obama.’ De norm zijn maakt het moeilijk de norm te  zien. En dus ga je jezelf wijsmaken dat je je voorsprong in het leven louter te danken hebt aan jezelf.  Van tegenwind op de fiets ga je harder trappen, van meewind ga je denken dat je harder trapt. En uiteindelijk ga je denken dat die voorsprong er helemaal niet is.  Ga je denken dat racisme niet bestaat, omdat jij het niet ervaart. Ga je denken dat kleur er niet toe doet, omdat jij het niet ziet. Ga je denken dat een voetbaltalkshow waarvan de presentator tweehonderd keer per jaar op radio en televisie is, de man naast hem meer dan 350.000 exemplaren van zijn levensverhaal verkocht, de man naast hém meer dan 200.000 exemplaren van zijn levensverhaal over de toonbank zag gaan, de man naast hém de baas is van het meest gelezen katern van de meest gelezen krant van het land, en de man naast hém vijf ton per jaar betaald krijgt door de rijkste mediamagnaat van het land om over alles zijn mening te ventileren, terwijl hij ondertussen bijverdient als mede-eigenaar van de uitgeverij die de 550.000 exemplaren verkocht over de mannen naast hem, geholpen door de gratis promotie in het krantenkatern van de man tussen hen in – dat uitgerekend dát tv-programma symbool staat voor de teloorgang van de vrijheid van meningsuiting in Nederland. Dat ga je dan denken. Het racismedebat is geen debat, geen beschuldiging en geen poging jou de mond te snoeren Dus? Dus het leven is oneerlijk, de koek is ongelijk verdeeld, en degenen die daar het meest profijt van hebben, hebben dat het minste door en er het minste belang bij dat te veranderen? No shit, Sherwoke. Maar wat heb ik daar mee te maken, vraag je je onderhand misschien af. Ik kan daar toch niets aan doen? Dat is mijn schuld toch niet?  Het goede nieuws: bijna niemand geeft jou daar de schuld van – ook al voelt dat misschien soms wel zo. Bijna niemand beweert dat jij schuld hebt aan slaven die je nooit gehad hebt, aan kolonisering van landen waar je nooit geweest bent, aan geweld dat jij nooit gepleegd hebt, aan discriminatie van mensen die je nooit gekend hebt. Bijna niemand beweert zelfs dat jij racistisch bent, omdat je een traditie viert die dat wel is.  Er zijn maar weinig anti-racisme-activisten die het christelijke idee van de erfzonde aanhangen en nog minder die het idee van individuele schuld op basis van huidskleur, afkomst, geslacht en seksuele oriëntatie propageren. Gelukkig maar. Wat men wél beweert: dat er collectieve achterstelling bestaat op grond van huidskleur, afkomst, geslacht en seksuele oriëntatie – en dat dat niet zal veranderen als we collectief blijven doen alsof dat niet zo is. Het beste nieuws: ook al heb jij er geen schuld aan, je kunt er wel iets aan doen. In de allereerste plaats: erkennen dat het zo is. Erkennen dat als jij het niet ziet, dat niet betekent dat het er niet is. Erkennen dat als jij het niet ervaart, dat niet betekent dat het anderen niet overkomt. Erkennen dat als jij het niet zo bedoelt, dat niet betekent dat het een ander niet kan raken. Want alleen een probleem dat je erkent, kun je helpen oplossen. Dat leerde ik van Nesrine Malik, onze correspondent Politieke Vooruitgang. Daarom, zegt Nesrine, is het wereldwijde protest van Black Lives Matter niet alleen een reactie op groeiend racisme, maar ook een symptoom van vooruitgang. Lees haar artikel hier terug.Van meer empowerment, meer gelijkwaardigheid en, bovenal, meer solidariteit Meer erkenning van het probleem. Het racismedebat is geen debat, geen beschuldiging, geen roep om voorrang of medelijden, geen poging jou de mond te snoeren of af te pakken wat ‘van jou’ is  Het racismedebat is dan ook geen debat. Het is evenmin een beschuldiging. Het is zeker geen roep om voorrang of medelijden. Het is zelfs geen poging jou de mond te snoeren of af te pakken wat ‘van jou’ is.  Het is slechts de wens om met hetzelfde bedrag naar het casino te kunnen, op dezelfde manier gegroet te worden door de portier, hetzelfde aantal fiches bij de kassa te krijgen en dezelfde winkans te hebben bij de roulette als ieder ander. Als OluTimehin, OluTimehin schreef daar eerder dit essay over: ‘Wat racisme echt is’.Eliza Eliza schreef onder andere deze column over de waarde van onbeleefdheid in de strijd tegen ongelijkheid.en Nesrine Nesrine schreef over raciale vooruitgang en hoe we die kunnen bevorderen.dat schrijven, wordt dat duizend keer becommentarieerd door witte mannen die uitleggen wat de definitie van racisme is volgens het woordenboek in hun kast. Die uitleggen dat ras een fictie is volgens het biologieboek in hun kast. Die uitleggen hoelang geleden slavernij is volgens het geschiedenisboek in hun kast. Die uitleggen dat er ook witte mannen zijn voor wie de maatschappij een moeilijk te beklimmen piramide is volgens het sociologieboek in hun kast. Maar die zich niet afvragen waarom ze boeken Boeken van witte, heteroseksuele mannen uiteraard.nodig hebben om dat allemaal uit te leggen. Ik was er één van. Dus we zijn er nog niet. Maar de erkenning daarvan is een goede stap in de juiste richting.

Kleur erkennen.



13. Een hele interessante column uit Trouw van 27 juli 2020 van Jamal Ouariachi

Zonder vergeving komt er gegarandeerd nooit een einde aan racisme

Kijk, álle witte mensen zijn racistisch.’ Dit is een van de vele constructieve uitspraken in een vraaggesprek dat de Vlaamse krant De Morgen afgelopen weekend bracht met NRC-journalist en antiracisme-activist Sabrine Ingabire. Ze wist verder te melden dat ze principieel niet met witte mannen date, dat witte mensen niet beledigd mogen zijn als ze racistisch genoemd worden, dat het niet aan zwarte mensen is om racisme op te lossen (‘Wij hebben het probleem niet uitgevonden’) en dat witte mensen nooit helemaal zullen begrijpen wat racisme is, omdat ze er nooit zelf mee geconfronteerd zijn. Nu ben ikzelf een witte man, maar eentje met een achtergrond die ervoor zorgt dat ik wel degelijk van binnenuit weet wat racisme is, dus ik ga toch eens proberen chocola te maken van Ingabire’s betoog. De hoofdlijn is, geloof ik, dat witte mensen een probleem dat ze niet begrijpen, tóch zelf moeten oplossen. Waar die witte mensen dan de motivatie vandaan moeten halen, is mij een raadsel. Verontrustender is dat een journalist — iemand voor wie taal het instrumentarium is — blijkbaar niet gelooft in de mogelijkheden van die taal. Terwijl taal het enige is wat we hebben als we anderen een genuanceerd inkijkje willen geven in onze binnenwereld. Ingabire’s hele betoog riekt naar defaitisme. Overspoeld door spijtbetuigingen Dat woord kwam ook in me op toen ik in De Groene Amsterdammer een stuk las van journalist Oscar Bouwhuis over het wonderlijke fenomeen dat gekleurde mensen, sinds de wereldwijde Black Lives Matter-protesten, overspoeld worden door spijtbetuigingen van oude, witte bekenden. Zelf ontving hij een e-mail van een oud-klasgenote die hem vroeger nogal eens racistisch had bejegend. Is het niet te makkelijk, te potsierlijk, zo’n spijtbetuiging jaren na dato? Zeker. Gelukkig heeft de ontvanger ervan alle vrijheid om de excuses van de hand te wijzen. Of om die met vergeving te beantwoorden. Bouwhuis vraagt zich af: ‘Wat zou voor mij de reden zijn om oude herinneringen op te rakelen, mij emotioneel open te stellen, genezen wonden open te halen?’ Het antwoord dat ik hem zou willen geven, komt uit de goeie ouwe gedragspsychologie en luidt dat je gewenst gedrag moet belonen om het in de toekomst waarschijnlijker te maken. Als je tegen racisme strijdt, maar een spijtbetuiger geen vergeving wilt schenken, laat je een kans onbenut. Iemand die tot inzicht is gekomen, kan voortaan een bondgenoot in je strijd zijn. Soms denk ik dat mensen elkaar helemaal niet wíllen vergeven. Vergeven betekent dat je de grond voor je grieven kwijtraakt. Gekwetst zijn verschaft je een zekere morele superioriteit, en het is niet makkelijk die status op te geven. Vergeving zal niet het einde van racisme betekenen. Maar zonder vergeving komt dat einde er gegarandeerd nooit. Schrijver Jamal Ouariachi vervangt deze zomer columnist Stevo Akkerman. Lees hier eerdere columns van Ouariachi terug.


12. Het Vijfde Gebod geïnterpreteerd door Levinas.

Vooral de laatste zinnen uit deze prachtige tekst is voor mijn reis naar Lesbos van grote betekenis geweest:


"Ik ben verantwoordelijk voor de ander!"

Ik ben verantwoordelijk voor de ander: ik sta in voor de ander. Ik sta in voor mijn medemens vóór ik iets gedaan heb. Mijn medemens, mijn naaste maakt fundamenteel deel uit van mijn wereld, waarin hij mij gegeven is, zoals alles in de wereld, alle voorwerpen, het hele schouwtoneel. En mijn medemens doorbreekt dat schouwspel omdat zijn gelaat mij aankijkt. Zijn gelaat is niet alleen een plastische vorm. Zijn gelaat betekent voor mij betrokkenheid, een beroep op mij. Het is een bevel voor mij. Ik moet me als het ware in dienst stellen van dat gelaat. Ik moet dit gelaat dienen en mijn medemens achter dat gelaat. Mijn medemens die ik aanschouw in al zijn naaktheid, in zijn hulpeloosheid, in zijn weerloosheid. Mijn naaste die naakt, berooid, weerloos en hulpeloos voor mij staat. De verschijning van dat gelaat geeft aan waar mijn plicht ligt. Het gelaat van medemens houdt een bevel in. Het is de uitdrukking van Gods woord. Het bevel: Gij zult niet doden.

De mens heeft in zich wat zich leent en zich verzet tegen moord. In die zin houdt: “Gij zult niet doden” een heel programma in, namelijk “Gij zult mij laten leven”. Je kunt je medemens op vele manieren doden, ook zonder revolver. Je kunt ‘m doden door ‘m onverschillig[i] links te laten liggen, ‘m verwaarlozen. Het “Gij zult niet doden” is essentieel.

Emmanuel Levinas – filosoof ( 1906 – 1995)

[i] Zie de tekst van Elie Wiesel op de voorpagina van mijn blog: “Het tegenovergestelde van liefde is niet haat maar onverschilligheid”. 11. Zondag 12 juli 2020

De Nederlandse Publieke Omroep staat op tegen racisme tijdens een gezamenlijke themadag op zondag 12 juli 2020.

De NPO en de omroepen presenteren deze dag op tv, radio en online tal van programma’s die in het teken staan van de actuele discussie rond racisme en andere vormen van uitsluiting, wereldwijd. Mijns inziens een heel goed initiatief.

De uitspraak van James Baldwin is in vele opzichten van betekenis en zeker in dit licht.

Een van mijn vrienden heeft mij heel recent een link naar onderstaand artikel uit "NieuwWij" toegestuurd. Graag maak ik jullie ook deelgenoot van deze tekst.

Geschreven door Zoë Papaikonomoe d.d. 30 juni 2020. Oordeel zelf:


“Je hebt niet een beetje racisme of een beetje seksisme”

Docent en jongerenwerker Daryll Landbrug over racisme en discriminatie in Nederland

foto gemaakt door Jordi Wallenburg.


Klokkenluiders, zeurkousen, superhelden, verraders. Er zijn veel benamingen voor mensen die discriminatie en machtsmisbruik publiekelijk aan de kaak stellen. Deze ‘stoorzenders’ worden net zo gehaat als dat ze op handen worden gedragen.

In de serie Stoorzenders interviewt verslaggever Superdiversiteit Zoë Papaikonomou deze omstreden personen. Zijn zij een stoorzender of worden ze tot stoorzender gemaakt? In deel 3 van Stoorzenders: Daryll Landbrug.



10. Donderdag 9 juli 2020:

a. Dietrich Bonhoeffer is voor mij een icoon. De volgende uitspraak is mij uit het hart gegrepen en heb ik vaak gebezigd in mijn overwegingen.Voor alle duidelijkheid wordt hier het begrip domheid gebruikt in de zin van: betrokkene heeft zoveel capaciteiten dat hij beter moet weten. Betrokkene handelt uit andere, zeer gevaarlijke en schadelijke motieven:


b. Een paar maal per jaar krijgen wij spontaan een kaart van een zuster die al jaar en dag haar warme belangstelling aan ons laat blijken. Telkens weer een troostrijke ervaring. Dit maal een cartoon geïnspireerd op Corona:



9. Dinsdag 7 juli 2020: Een cartoon uit Philospophy Now, Juli 2020:


© Harley Schwadron 2020


8. Zaterdag 4 juli 2020:

in de Verenigde Staten van Amerika wordt vandaag de Onafhankelijkheidsdag gevierd.


Een hele belangrijke dag voor een land. In de editie van de New York Times van heden wordt op tragische wijze duidelijk dat de zittende President alleen maar bezig is met zijn herverkiezing. The Founding Fathers zullen zich in hun graf omdraaien.....

Het is weer het zoveelste voorbeeld voor de huidige wereldgeschiedenis welke gevaren verbonden zijn aan zelfverheerlijking. Je zelf presenteren als een zonnegod à la Lodewijk de veertiende waarbij de ernstige medische en sociale problemen van het volk totaal niet in zijn speech aan de orde worden gesteld.

Waar hebben we dat eerder meegemaakt in de wereldgeschiedenis?

Het is zeer te hopen dat het zwijgende deel van het Amerikaanse volk wakker wordt en in november een ander stemgeluid laat horen.

Dat kan ook de wereld ten goede komen!



1. waar zijn mondkapjes in deze Corona tijd?

2. De cijfers van nieuwe gevallen per dag....







7. Zaterdag 27 juni 2020:

In de Corona tijd wordt er geapplaudisseerd voor onze helden in de zorg.

Nu de ademnood grotendeels voorbij lijkt te zijn is er geen kans op een extra structurele beloning voor deze mensen. En dan bedoel ik niet voor de artsen maar voor het zorgpersoneel dat voor de Corona tijd al structureel veel te weinig heeft verdiend. Het is niet voor niets dat bijna een kwart van deze mensen nu overweegt de zorg te verlaten.

Leve de vrije marktwerking in de zorg.

Ook hier gaat het Ghanese gezegde op:

“Als ze je hulp nodig hebben beloven ze een koe en als ze beter zijn is een kip genoeg.”

En de dagelijkse cartoon in The New Yorker houdt ons ook bij de les. Deze keer van Bloper. Wat zullen de verkiezingen in november gaan opleveren? Hetzelfde verhaal al vier jaar geleden? Of wordt een fit ogende 75 plusser de machtigste man ter wereld? En wat velen zich in de VS en daarbuiten zich ook afvragen is of hij een vrouwelijke zwarte running mate voor het Vice Presidentschap naast zich zal nemen in de race om ‘the White House'!



6. Vrijdag 26 juni 2020:

De ‘Black Lives Matters’ beweging houdt de gemoederen terecht bezig.

In de katern ‘Religie en Filosofie’ van Trouw van vandaag stelt Nico de Fijter de vraag:

‘Wat denkt u, was Jezus wit?’ Deze vraag is helemaal niet nieuw. Anderen hebben daar ook al uitspraken over gedaan. Het is ook zeer aannemelijk dat Jezus Messias zeker niet wit is geweest. Aangezien het racisme vraagstuk door de recente ontwikkelingen in de VS nu gelukkig ook elders meer aandacht krijgt, komt ook dit onderwerp weer op tafel. Want een witte Jezus kan een bevestiging zijn van de witte suprematie. Op zijn minst ontstaat zo’n idee onbewust. Het is dus heel goed dat zulks ter discussie wordt gesteld. Oordeel zelf.



5. In de editie van Trouw van 12-06-2020 las ik ook een prachtig artikel over de grote kunstschilder Mark Rothko. In een aantal musea heb ik zijn werken gezien. Eerlijk gezegd heb ik er toen niet die duiding aangegeven zoals in bijgaand artikel. Maar het doet me sterk denken aan de titel van mijn weblog "Vrijheid" van Albert Camus.


Wat is waarheid


Kunst voert ons naar de rand van het denken

Is kunst schone schijn of laat kunst een andere waarheid aan ons verschijnen? Volgens kunst- en cultuurfilosoof Thijs Lijster dat laatste. Kunst kan ons wereldbeeld doen kantelen, maar ons ook wijzen op de grens van het denken. “Voor schilderijen van Mark Rothko barsten mensen soms in tranen uit.”

Alexandra van Ditmars12 juni 2020, 1:00


Thijs Lijster herinnert zich nog dat hij voor het eerst langs het kunstwerk ‘The Monument’ liep. Dat was begin dit jaar, in zijn woonplaats Zwolle. Het bronzen standbeeld van beeldhouwer Joep van Lieshout was net met een takel voor museum De Fundatie neergezet. 

‘The Monument’ bestaat uit een steigerend paard en drie abstracte personen. Eentje zit op het paard en staat op het punt een ander de hersens in te slaan met een knots, de derde ligt levenloos over de sokkel gebogen met een opengereten bovenlichaam. “Dit werk laat zien dat kunst je wereldbeeld kan kantelen”, zegt Lijster, universitair docent kunst- en cultuurfilosofie aan Rijksuniversiteit Groningen. “En een gekanteld wereldbeeld gaat hand in hand met een nieuwe waarheid.”

Waar of niet? De Maand van de Filosofie draagt dit jaar de titel Het uur van de waarheid. Maar wat noemen we waar? Wat betekent waarheid in de wetenschap, in religie, in de media, in de politiek? Trouw onderzoekt het in een vijfdelige serie. Vandaag aflevering 2: Waarheid en kunst.

Thijs Lijster, universitair docent kunst- en cultuurfilosofie aan Rijksuniversiteit Groningen


Wat gebeurt er dan als je naar dit beeld kijkt?

“Het werkt als een soort lens: het zet alle andere ruiterbeelden in een ander licht. Iedereen loopt weleens lang een klassiek ruiterbeeld, van een koning of veldheer die als een held statig op zijn paard zit. Van Lieshout geeft een draai aan dat klassieke beeld en toont diezelfde held in al zijn barbarij. Achter elk ruiterbeeld gaat heel wat geweld schuil, laat hij hiermee zien.”

“Vaak kennen we de grote ‘helden’ uit veldslagen, maar blijft het bloed dat voor die heldenstatus is vergoten buiten beeld. Denk aan de huidige discussies over de standbeelden van Leopold II, die een zeer gewelddadig koloniaal bewind voerde, of aan het beeld van slavenhandelaar­­ Edward Colston dat vorige week in Bristol in de haven werd gegooid bij een antiracismeprotest. Toen ik Van Lieshouts beeld zag, moest ik denken aan een uitspraak van filosoof Walter Benjamin: ‘Elk document van cultuur is ook een document van barbarij.’ Dit kunstwerk toont een andere kant van onze geschiedenis, wat kan leiden tot een andere ervaring van de realiteit. Kunst kan er zo voor zorgen dat je anders naar de wereld om je heen gaat kijken.”


Kan een geschiedenisboek hier niet net zo goed voor zorgen?

“Kunst werkt op een andere manier dan woorden. Van Lieshout heeft zijn figuren niet voor niets geabstraheerd; ze zouden iedereen kunnen zijn, ook de toeschouwer. En in één blik laat hij ons de achterkant van onze geschiedenis zien en misschien ook voelen. Dat heb je niet bij een boek.”


Het beeld weerspiegelt de wereld wel vanuit een bepaald perspectief.

“Ja, en de vraag is dan: wiens waarheid drukt kunst uit? Vroeger was kunst vooral een propagandamachine van de kerkelijke en wereldlijke macht. Beelden en portretten, zoals zo’n klassiek ruiterstandbeeld, waren bedoeld om te laten zien wie je diende te respecteren. Bijbelse vertellingen, voorstellingen van kardinale deugden en memento mori lieten zien wat je moest geloven en hoe je je diende te gedragen. Vanaf de achttiende eeuw begonnen kunstenaars te opereren op de vrije markt. Vanaf dat moment klonk er een veelheid van stemmen en opvattingen door in de kunst; zo waren er ook kunstenaars die zich juist met het proletariaat gingen identificeren. Kort door de bocht kun je zeggen: vroeger verkondigde kunst één waarheid, tegenwoordig meerdere waarheden.”


“Want waar is alleen dat wat niet in deze wereld past” Theodor Adorno in ‘Ästhetische Theorie’ (1970)


Stroomversnelling 120620


Kunst is een manier om je eigen waarheid vast te (laten) leggen?

“Dat kan het zijn, maar dat is maar één van de manieren waarop kunst zich tot waarheid verhoudt. Kunst toont ook een waarheidsbeleving die voorbijgaat aan menselijke keuzes: ze kan ons laten voelen dat er meer is dan de realiteit die wij in woorden kunnen vatten. Op die manier kan het kunstwerk ons ook een andere waarheid tonen.”


Hebt u daar een voorbeeld van?

“Je ziet dit bijvoorbeeld bij mensen die in tranen uitbarsten als ze een schilderij bekijken van Barnett Newman of Mark Rothko, die beide grote doeken met abstracte kleurvlakken schilderden. Maar denk ook aan performance. Marina Abramović zat bij ‘The Artist is Present’ zwijgend tegenover een lege stoel. Toeschouwers mochten daarop plaatsnemen, waarna ze hen zolang ze daar zaten diep in de ogen keek. Ze maakte oogcontact met duizend onbekenden; velen verlieten de stoel ontroerd of in tranen.”


Hoe komt dat?

Marina Abramovic: ‘The Artist Is Present’, 2010.Beeld Marco Anelli

“Vaak kunnen die mensen niet uitleggen wat er precies met hen gebeurde. Daarin zit denk ik juist de waarde ervan. De postmoderne filosoof Jean-François Lyotard stelde vorige eeuw dat kunst ons confronteert met de grenzen van wat we kunnen zeggen en denken. Die ervaring noemde hij ‘het sublieme’. In het dagelijks leven zijn we voortdurend dingen aan het identificeren: dit is een glas, dit is een boek, dit is een stoel. Dat is simpelweg hoe onze geest werkt. Wat kunst doet, volgens Lyotard, gaat daaraan vooraf. Ze confronteert ons met de ervaring zelf. Bij zo’n abstract kleurvlak van Rothko of Newman valt er niets te identificeren. We worden teruggeworpen­­ op de naakte ervaring. Normaal gesproken vullen we onze ervaringen continu in, door labels op dingen te plakken. Daardoor zijn we ons niet bewust van de ervaring zelf. Totdat we voor zo’n werk staan. Iets soortgelijks zie je bij Abramovićs performance: de ervaring van menselijk contact brengt zij terug tot de kern. Ze confronteert ons met hoe het eigenlijk voelt om contact met iemand te maken, in de meest pure vorm. Kunst kan op die manier iets tonen wat in ons dagelijkse gebabbel over de wereld verloren gaat.”


Wat heeft dat met waarheid te maken?

“Kunst kan ervoor zorgen dat je een glimp opvangt van een waarheid die we niet kunnen benoemen. Ze laat zien dat er meer is dan wat binnen ons gezichtsveld of rationeel kenbare werkelijkheid past. Het gaat er niet zozeer om wát datgene precies is, maar dát het er is. De waarheid die kunst uitdrukt, ligt vlak achter de rand van wat we kunnen zeggen of denken. Door die rand, door de beperkingen van onze dagelijkse ervaring van de wereld te tonen, laat kunst een rijkdom zien waar we ons doorgaans niet van bewust zijn. De Duitse denker Theodor Adorno stelt hierover in zijn ‘Esthetische theorie’ dat kunst een waarheid kan tonen die in het alledaagse wordt onderbelicht of ontkend, namelijk de ruimte om je níet te voegen naar een vaststaande categorie.”

Wat hebben we aan dat inzicht?

“In de kunst loopt de filosofie tegen haar eigen grenzen op, de grenzen van ons denken en zeggen. Ik denk dat het belangrijk en waardevol is om die te zien. Het gaat er daarbij niet om dat de waarheid van de kunst beter is dan de waarheid elders. Of dat we die moeten overnemen in andere domeinen. Dat zou niet eens kunnen; de waarheid in de kunst is juist een soort waarheid die alleen de kunst toebehoort, die valt niet wetenschappelijk of filosofisch te vertalen. Adorno zegt dan ook dat filosofie niet moet proberen het raadsel van de kunst op te lossen, maar dat ze kunst juist in al zijn raadselachtigheid moet laten zien. “

“Vaak gaan we uit van een wetenschappelijke waarheid, van een correspondentie tussen uitspraken en werkelijkheid. Terwijl het juist interessant is om te zien dat waarheid zelf ook verdeeld is over die domeinen. Waarheid in de kunst is niet hetzelfde als waarheid in de wetenschap, maar dat maakt kunst niet minder waar. Die verschillende waarheden hoeven niet met elkaar te concurreren. Ze leveren juist een rijker geschakeerd beeld van waarheid op.”


Thijs Lijster maakt op 21 juni kans op de Socratesbeker voor het beste filosofische publieksboek van het jaar 2019. Die nominatie dankt hij aan het boek ‘Kijken, proeven, denken. Essays over kunst, kritiek en filosofie.’


zie website van Trouw:


4. In samenhang met nr. 3 sluit de column van Stevo Akkerman in Trouw van 12-06-2020 naadloos hierbij aan. Ik deel de mening van de columnist dat je de werken uit het verleden wel kunt vernietigen. Maar dat lost niets op. Geef aan dergelijke beelden of geschriften onze huidig standpunt mee als voortschrijdend inzicht. Maar het is zeker niet uitgesloten dat volgende generaties hier weer anders over denken.


3. Cartoon uit het magazine The New Yorker van 12-06-2020:

Uit onze geschiedenis blijkt dat een beeldenstorm niet altijd op zichzelf staat.

Vaker is gebleken dat zij een voorbode is van grote veranderingen.

2. Cartoon uit het magazine The New Yorker van 10-06-2020:


The end may be not near.....

De tragiek van een land. Hopelijk een keerpunt in de geschiedenis. Ook wij kunnen niet meer wegkijken.


1. Column van Arnon Grünberg in de VPRO gids van week 22 jaar 2020


Spiritualiteit

Een korte verhandeling over spirituele ervaringen.

1 .

Al die gebeurtenissen waarvoor we geen rationele verklaring hebben, kunnen wij spirituele ervaringen noemen. Zoals bekend moeten het zien van geesten en de sensatie één te zijn met de kosmos spirituele ervaringen worden genoemd. Desnoods zouden ook een orgasme of het moment dat je favoriete voetbalclub in blessuretijd het winnende doelpunt scoort tot de spirituele ervaringen gerekend kunnen worden, maar dat doen we zelden. Het decor is voor velen te banaal (voetbal, seks) en een hoogtepunt is niet onverklaarbaar.

2 .

Toekomstvoorspellingen, sprekende doden en eenwording zónder seks zijn ook voorbeelden van de spirituele ervaring. Omdat veel mensen lacherig doen over de spirituele ervaring spreken sommige mensen er nooit over. Het zwijgen over de spirituele ervaring kan echter ook zo’n ervaring zijn.

3 .

De alternatieve genezer is soms een bewuste bedrieger, maar degene die dankzij die genezer/bedrieger een spirituele ervaring heeft, mag de bedrieger toch dankbaar zijn.

4 .

Kunst kan tot spirituele ervaringen leiden. Het syndroom van Stendhal, waarbij de ‘patiënt’ overweldigd wordt door het aanschouwen van kunstzinnige schoonheid en allerlei symptomen vertoont, van hartkloppingen tot flauwvallen, is een spirituele ervaring of er in elk geval nauw mee verwant.

5 .

Wat in de wandelgangen ‘zweverig’ wordt genoemd is de spirituele ervaring die al te omslachtig wordt beschreven. Beschrijf de spirituele ervaring zo concreet en droog mogelijk, bijvoorbeeld: ‘De dode bezocht mij om half zes in de ochtend. Zij leek erg op de voormalige koningin Juliana, rook sterk naar parfum en deed enkele voorspellingen over de toekomst van Europa en Mark Rutte. Toen de dode daarmee klaar was, beweerde zij trek te hebben in een pannenkoek.’

Met dergelijke details brengt men de spirituele ervaring op een hoger plan.

6 .

Wie het verschonen van luiers van bejaarden een spirituele ervaring noemt, mag zich een heilige noemen.



337 weergaven1 opmerking

1 Comment

Rated 0 out of 5 stars.
No ratings yet

Add a rating
boumanko
boumanko
Jun 07, 2020

Het gedicht: ‘k Ben brahman, maar we zitten zonder meid’. Van Adwaita. De spiritualiteit van een bordje havermout.

Like
Post: Blog2_Post
bottom of page